Jehu stuurde boodschappers door heel Israël en van alle kanten kwamen de dienaren van Baäl naar Samaria, geen van hen bleef weg. Ze verzamelden zich in de tempel van Baäl, en toen de tempel helemaal vol stond, gaf Jehu de beheerder van de priesterkleding opdracht om alle dienaren van Baäl van feestkleren te voorzien. Toen dat gebeurd was begaf Jehu zich met Jonadab, de zoon van Rechab, naar de tempel van Baäl en zei tegen de aanwezigen: ‘Kijk goed om u heen of zich onder u geen dienaren van de HEER bevinden. Deze plechtigheid is uitsluitend bestemd voor de dienaren van Baäl.’ Jehu en Jonadab gingen de tempel binnen om vredeoffers en brandoffers te brengen, terwijl buiten tachtig man op wacht stonden die Jehu daar had neergezet.
Lees meer ...2 Koningen 10:32-36 Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst 4
In deze tijd begon de HEER het grondgebied van Israël in te perken. Hazaël veroverde op de Israëlieten het hele gebied ten oosten van de Jordaan: heel Gilead, het stamgebied van Gad, Ruben en Manasse, vanaf Aroër aan de Arnon, en behalve Gilead ook Basan.
Lees meer ...2 Koningen 11:1-11 Atalja, koningin van Juda 1
Toen Atalja, de moeder van Achazja, hoorde dat haar zoon dood was, besloot ze alle kinderen van de koninklijke familie ter dood te brengen. Maar Jehoseba, de dochter van koning Joram en de zuster van Achazja, haalde een van Achazja’s zonen, Joas, heimelijk weg uit de groep koningskinderen die gedood zouden worden en verstopte hem met zijn voedster in de linnenkamer. Ze wisten hem voor Atalja verborgen te houden, en zo ontsnapte hij aan de dood. Zes jaar zat hij bij zijn tante in de tempel van de HEER verborgen, terwijl Atalja het land regeerde. In het zevende regeringsjaar van Atalja riep Jojada, die toen hogepriester was, de bevelhebbers van de Kariërs en van de koninklijke garde bij zich in de tempel van de HEER.
Lees meer ...2 Koningen 11:12-20 Atalja, koningin van Juda 2
Toen leidde de hogepriester de koningszoon naar buiten, zette hem de hoofdband op en overhandigde hem de kroningsakte. Zo werd hij tot koning uitgeroepen en gezalfd, terwijl alle aanwezigen in hun handen klapten en riepen: ‘Leve de koning!’ Toen Atalja de koninklijke garde en het volk hoorde juichen, begaf zij zich in de menigte die zich voor de tempel verzameld had. Daar zag ze de koning, die zich volgens het gebruik op het podium had opgesteld, met de bevelhebbers en de trompetblazers naast zich. De hele bevolking was in feeststemming en men blies op de trompetten, maar Atalja scheurde haar kleren en riep: ‘Verraad! Verraad!’
Lees meer ...2 Koningen 12:1-11 Joas, koning van Juda
Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd, in het zevende regeringsjaar van Jehu. Veertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder heette Sibja en was afkomstig uit Berseba. Zijn leven lang deed Joas wat goed is in de ogen van de HEER, zoals de hogepriester Jojada hem geleerd had. Toch bleven de offerplaatsen bestaan, en bleven de Judeeërs daar offers brengen en wierook branden. Joas droeg de priesters het volgende op: ‘De priesters mogen al het zilver dat als wijgeschenk voor de tempel van de HEER wordt afgedragen voor zichzelf houden, ieder wat hij persoonlijk ontvangt.
Lees meer ...2 Koningen 12:12-22 Joas, koning van Juda 2
Het zilver werd in afgewogen hoeveelheden overhandigd aan de bouwmeesters die met het herstel van de tempel waren belast. De bouwmeesters betaalden de timmerlieden, metselaars, steenhouwers en andere werklieden die aan de tempel werkten, zodat zij balken en gehouwen steen konden aanschaffen om de bouwvallige gedeelten van de tempel te herstellen, en bekostigden ook verder alles wat er voor de herstelwerkzaamheden nodig was. Het zilver dat voor de tempel van de HEER werd afgedragen werd niet gebruikt om zilveren schotels, messen, offerschalen, trompetten of andere zilveren of gouden voorwerpen aan te schaffen; alles werd aan de bouwmeesters gegeven om er de herstelwerkzaamheden mee te bekostigen.
Lees meer ...2 Koningen 13:1-9 Joachaz, koning van Israël
Joachaz, de zoon van Jehu, werd koning van Israël in het drieëntwintigste regeringsjaar van koning Joas van Juda, de zoon van Achazja. Zeventien jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij volgde het slechte voorbeeld van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet, en brak niet met diens zondige praktijken. Daarom werd de HEER woedend op de Israëlieten en leverde Hij hen gedurende die hele periode over aan koning Hazaël van Aram en diens zoon Benhadad.
Lees meer ...2 Koningen 13:10-19 Joas, koning van Israël; de dood van Elisa 1
Joas, de zoon van Joachaz, werd koning van Israël in het zevenendertigste regeringsjaar van koning Joas van Juda. Zestien jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet, maar volhardde erin. Verdere bijzonderheden over Joas en over de overwinning die hij behaalde in de oorlog tegen koning Amasja van Juda, zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.
Lees meer ...2 Koningen 13:20-25 Joas, koning van Israël; de dood van Elisa 2
Elisa stierf en werd begraven. Het was het seizoen waarin elk jaar weer Moabitische benden het land binnenvielen. Toen de plunderaars eraan kwamen, werd er juist iemand begraven. Snel wierpen ze de dode in Elisa’s graf. Zodra hij in het graf in aanraking kwam met het gebeente van Elisa, kwam de dode weer tot leven en stond hij op.
Lees meer ...2 Koningen 14:1-11 Amasja, koning van Juda 1
Amasja, de zoon van Joas, werd koning van Juda in het tweede regeringsjaar van koning Joas van Israël, de zoon van Joachaz. Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Negenentwintig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Jehoaddan, ze was afkomstig uit Jeruzalem. Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, zij het niet in die mate als zijn voorvader David. Hij volgde in alle opzichten het voorbeeld van zijn vader Joas, dus bleven de offerplaatsen bestaan en bleven de Judeeërs daar offers brengen en wierook branden. Toen Amasja de macht eenmaal stevig in handen had, liet hij de hovelingen die zijn vader hadden vermoord ter dood brengen.
Lees meer ...