Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger, stond bij zijn koning in hoog aanzien en werd zeer door hem gewaardeerd, want de HEER had hem voor Aram een grote overwinning laten behalen. Maar deze grote krijgsman leed aan huidvraat. Nu hadden de Arameeërs op een van hun strooptochten uit Israël een jong meisje meegevoerd, dat als slavin diende bij de vrouw van Naäman. Zij zei tegen haar meesteres: ‘Ach, kon mijn meester maar eens naar de profeet in Samaria gaan, die zou hem wel genezen.’
Lees meer ...2 Koningen 5:9-19 De genezing van Naäman 2
Naäman reed met zijn strijdwagen naar het huis van Elisa. Elisa stuurde iemand naar buiten om hem te zeggen: ‘Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn.’ Kwaad ging Naäman weg. ‘Ik had gedacht dat hij zelf naar buiten zou komen,’ zei hij. ‘En dat hij de naam van de HEER, zijn God, zou aanroepen en met zijn hand over de aangetaste plek zou strijken, en zo de huidvraat zou wegnemen. Zijn de rivieren van Damascus, de Abana en de Parpar, soms niet beter dan alle wateren in Israël? Had ik me daarin niet kunnen baden om rein te worden?’ Verontwaardigd draaide hij zich om en ging weg.
Lees meer ...2 Koningen 5:20-27 De genezing van Naäman 3
Naäman was nog niet zo lang vertrokken, toen Elisa’s knecht Gechazi bedacht: Mijn meester heeft de Arameeër Naäman voor het hoofd gestoten door het geschenk dat hij voor hem had meegebracht te weigeren. Zo waar de HEER leeft, ik ga hem zo snel mogelijk achterna om iets van hem aan te nemen. Gechazi ging Naäman achterna, en toen Naäman hem zag komen aanrennen, sprong hij van zijn wagen en snelde hem tegemoet. ‘Is alles in orde?’ vroeg hij. ‘Ja,’ antwoordde Gechazi.
Lees meer ...2 Koningen 6:1-7 De drijvende bijl
Op zekere dag zeiden de leden van de profetengemeenschap tegen Elisa: ‘Het gebouw waarin wij met u wonen is te klein voor ons allen, zoals u ziet. Laten we naar de Jordaan gaan en daar boomstammen halen om een nieuw onderkomen te bouwen.’ ‘Ga je gang,’ zei Elisa. Maar een van de profeten zei: ‘Doet u ons een genoegen, heer, en ga met ons mee.’
Lees meer ...2 Koningen 6:8-14 Elisa’s optreden in de oorlog tegen Aram 1
De koning van Aram voerde oorlog tegen Israël. Telkens als hij in overleg met zijn bevelhebbers besloot om bij een bepaalde plaats zijn kamp op te slaan, liet de godsman Elisa de koning van Israël waarschuwen dat hij uit die buurt moest wegblijven omdat de Arameeërs daar een aanval beraamden. De koning van Israël liet dan de inwoners van de plaats die de godsman had genoemd waarschuwen en zorgde ervoor zelf uit de buurt te blijven.
Lees meer ...2 Koningen 6:15-23 Elisa’s optreden in de oorlog tegen Aram 2
Toen de bediende van Elisa de volgende morgen opstond en naar buiten kwam, zag hij dat de stad omsingeld was door een leger met strijdwagens en paarden. ‘Wat moeten we beginnen, heer?’ riep hij uit. Zijn meester antwoordde: ‘Wees niet bang, wij zijn met meer dan zij.’ En hij bad: ‘HEER, open zijn ogen en laat het hem zien.’ De HEER opende Elisa’s knecht de ogen, en toen zag hij dat de heuvels vol stonden met paarden en wagens van vuur, die Elisa omringden.
Lees meer ...2 Koningen 6:24-33 Het beleg van Samaria 1
Enige tijd later riep koning Benhadad van Aram zijn leger onder de wapenen. Hij trok op en belegerde Samaria. Het beleg duurde zo lang dat er in de stad een groot tekort aan voedsel ontstond. Voor een ezelskop betaalde men uiteindelijk tachtig sjekel zilver, en voor een pond duivendrek vijf sjekel. Toen de koning van Israël op een keer over de stadsmuur liep, schreeuwde een vrouw hem toe: ‘Help me toch, mijn heer en koning!’ De koning antwoordde: ‘Als de HEER u niet helpt, hoe zou ik dat dan kunnen? De dorsvloer en de perskuip zijn leeg. Maar wat is er aan de hand?’
Lees meer ...2 Koningen 7:1-9 Het beleg van Samaria 2
‘Luister naar wat de HEER te zeggen heeft,’ antwoordde Elisa. ‘Dit zegt de HEER: Morgen om deze tijd zal een schepel tarwebloem in de stadspoort van Samaria één sjekel kosten, en twee schepel gerst ook één sjekel.’ De adjudant die de koning begeleidde nam het woord en zei: ‘Zelfs al zou de HEER de hemelsluizen openzetten, wat u daar zegt is toch onmogelijk!’ Maar Elisa antwoordde: ‘U zult het met eigen ogen zien, maar u zult niet de kans krijgen ervan te eten.’ Nu waren er bij de stadspoort vier mannen die aan huidvraat leden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Waarom zouden we hier de dood blijven afwachten? Als we de stad binnengaan, zullen we van honger omkomen. En als we hier blijven zitten, sterven we ook. Laten we overlopen naar de Arameeërs.
Lees meer ...2 Koningen 7:10-15 Het beleg van Samaria 3
Ze gingen terug naar de stad, riepen de poortwachter en vertelden: ‘We zijn in het Aramese kamp geweest. Er was daar geen mens te zien of te horen. Wel stonden de paarden en ezels nog vastgebonden, en ook de tenten stonden er nog, met alles erop en eraan.’ De poortwachters sloegen alarm en gaven het bericht door aan het paleis. Hoewel het midden in de nacht was, stond de koning op. Hij zei tegen zijn raadsheren: ‘Ik zal u zeggen wat de Arameeërs van plan zijn. Ze weten dat wij honger lijden.
Lees meer ...2 Koningen 7:16-20 Het beleg van Samaria 4
Toen de boden terug waren gekomen en aan de koning verslag hadden uitgebracht, stroomden de mensen de stad uit om het Aramese kamp te plunderen. Een schepel tarwebloem kostte nu nog maar één sjekel, en twee schepel gerst ook, zoals de HEER had voorzegd. De adjudant van de koning, die opdracht had gekregen om toezicht te houden bij de stadspoort, waar de goederen verhandeld werden, werd daar door de menigte vertrapt.
Lees meer ...