Twee mannen namen tegenover hem plaats en beschuldigden hem ten overstaan van het volk van godslastering en majesteitsschennis. Daarop werd hij buiten de stad gebracht en gestenigd. Ze stuurden Izebel bericht dat Nabot door steniging ter dood was gebracht. Toen Izebel hoorde dat Nabot dood was, zei ze tegen Achab: ‘Je kunt de wijngaard die de Jizreëliet Nabot je weigerde te verkopen in bezit nemen, want Nabot leeft niet meer, hij is dood.’ Toen Achab hoorde dat Nabot dood was, ging hij naar Jizreël om de wijngaard van Nabot in bezit te nemen.
Lees meer ...1 Koningen 21:23-29 De wijngaard van Nabot 3
En over Izebel heeft de HEER gezegd: “De honden zullen Izebel opvreten onder de stadsmuur van Jizreël.” Wie van de familie van Achab in de stad sterft, zal door de honden worden opgevreten, en wie sterft in het open veld, zal worden opgevreten door de vogels.’ (Inderdaad, niemand heeft zich er meer dan Achab op toegelegd te doen wat slecht is in de ogen van de HEER.
Lees meer ...1 Koningen 22:1-12 Derde oorlog met Aram 1
Er verstreken ruim twee jaren waarin geen oorlog werd gevoerd tussen Aram en Israël. In het derde jaar bracht Josafat, de koning van Juda, een bezoek aan de koning van Israël. De koning van Israël zei tegen zijn raadsheren: ‘U weet dat Ramot in Gilead ons toebehoort. Wat weerhoudt ons ervan die stad op de koning van Aram te heroveren?’ Hij vroeg aan Josafat of deze met hem mee ten strijde wilde trekken tegen Ramot in Gilead, en Josafat antwoordde: ‘U en ik zijn één; mijn leger is uw leger, mijn paarden zijn uw paarden.’ En hij voegde eraan toe: ‘Vraag vandaag nog raad aan de HEER.’
Lees meer ...1 Koningen 22:13-26 Derde oorlog met Aram 2
De bode die Micha was gaan halen, zei tegen hem: ‘Luister, alle profeten verzekeren de koning eensgezind dat de strijd goed zal aflopen. Mogen uw woorden even gunstig zijn als die van hen.’ Maar Micha zei: ‘Zo waar de HEER leeft, ik zeg alleen wat de HEER mij in de mond legt.’ Hij ging naar de koning toe, die hem vroeg: ‘Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken, of kunnen we er beter van afzien?’ ‘Trek op,’ antwoordde Micha. ‘Uw veldtocht zal slagen en de HEER zal u de stad in handen geven.’ Hierop zei de koning: ‘Hoe vaak heb ik u niet bezworen om in de naam van de HEER niets dan de waarheid tegen mij te spreken?’
Lees meer ...1 Koningen 22:27-40 Derde oorlog met Aram 3
Zeg tegen hen dat ze hem in de gevangenis moeten opsluiten en op water en brood moeten zetten totdat ik behouden ben teruggekeerd.’ Hierop zei Micha: ‘Als u behouden terugkeert, is het niet de HEER die door mijn mond gesproken heeft.’ (Micha was het ook die zei: ‘Luister, volken, allemaal!’) De koning van Israël trok samen met Josafat, de koning van Juda, ten strijde tegen Ramot in Gilead. Hij zei tegen Josafat: ‘Ik wil niet als koning gekleed de strijd ingaan, maar houdt u uw koninklijke gewaad aan.’ De koning van Israël verkleedde zich dus voordat hij ten strijde trok. De koning van Aram had de bevelhebbers van zijn strijdwagens, tweeëndertig man, het volgende opgedragen: ‘Vecht niet met een willekeurige soldaat, maar alleen met de koning van Israël.’
Lees meer ...1 Koningen 22:41-51 Josafat, koning van Juda
Josafat, de zoon van Asa, werd koning van Juda in het vierde regeringsjaar van koning Achab van Israël. Hij was vijfendertig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde vijfentwintig jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Azuba, de dochter van Silchi. Hij volgde in alle opzichten het voorbeeld van zijn vader Asa en deed wat goed is in de ogen van de HEER.
Lees meer ...1 Koningen 22:52-54 Achazja, koning van Israël
Achazja, de zoon van Achab, werd koning van Israël in het zeventiende regeringsjaar van koning Josafat van Juda. Twee jaar regeerde hij in Samaria over Israël. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, en volgde zo het voorbeeld van zijn vader en zijn moeder en van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...2 Koningen 1:1-8 De dood van Achazja 1
Na de dood van Achab kwam Moab tegen Israël in opstand. Achazja was uit het venster gevallen van een vertrek op de bovenverdieping van zijn paleis in Samaria, en zwaargewond geraakt. Hij stuurde boden uit met de opdracht Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen. ‘Vraag hem of ik mijn val zal overleven.’ Een engel van de HEER zei tegen de Tisbiet Elia: ‘Ga de boden van de koning van Samaria tegemoet en zeg hun: “U gaat Baäl-Zebub, de god van Ekron, raadplegen, alsof Israël zelf geen God heeft.
Lees meer ...2 Koningen 1:9-18 De dood van Achazja 2
Achazja stuurde een bevelhebber met vijftig mannen naar Elia toe. Ze troffen Elia aan op de top van een berg. De bevelhebber zei: ‘Godsman, de koning beveelt u naar beneden te komen.’ Maar Elia antwoordde: ‘Als ik een godsman ben, laat er dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te verteren.’ Hierop kwam er vuur uit de hemel dat de bevelhebber en zijn mannen verteerde. Opnieuw stuurde de koning een bevelhebber met vijftig mannen naar Elia toe, en die zei tegen Elia: ‘Godsman, de koning beveelt u onmiddellijk naar beneden te komen.’ En weer antwoordde Elia: ‘Als ik een godsman ben, laat er dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te verteren.’
Lees meer ...2 Koningen 2:1-10 Elia in de hemel opgenomen 1
De tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou opnemen. Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken, maar Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga.’ Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen op weg naar Betel. De profeten uit Betel kwamen Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het,’ antwoordde hij. ‘Zegt u maar niets.’ Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga.’
Lees meer ...