Asa was voortdurend in oorlog met Basa, de koning van Israël. Koning Basa van Israël viel Juda binnen en versterkte Rama om de aan- en afvoerwegen voor koning Asa van Juda af te snijden. Daarom verzamelde Asa al het goud en zilver dat in de schatkamers van de tempel en het paleis over was en stuurde enkele van zijn hovelingen ermee naar Damascus. Daar moesten ze het aan koning Benhadad van Aram, de zoon van Tabrimmon, de zoon van Chezjon, overhandigen met de woorden: ‘Wij zijn bondgenoten, en onze vaders waren dat ook.
Lees meer ...1 Koningen 15:25-32 Nadab, koning van Israël
Jerobeams zoon Nadab werd koning van Israël in het tweede regeringsjaar van koning Asa van Juda. Twee jaar regeerde hij over Israël. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER en volgde het voorbeeld van zijn vader, die de Israëlieten tot zonde had aangezet. Basa, de zoon van Achia, uit de stam Issachar, beraamde een aanslag op Nadab en doodde hem bij de Filistijnse stad Gibbeton toen Nadab met het leger van Israël deze stad belegerde.
Lees meer ...1 Koningen 15:33-34-16:1-7 Basa, koning van Israël
Basa, de zoon van Achia, werd koning van Israël in het derde regeringsjaar van koning Asa van Juda. Vierentwintig jaar regeerde hij in Tirsa. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER en volgde het voorbeeld van Jerobeam, die de Israëlieten tot zonde had aangezet. Daarom richtte de HEER zich tot Jehu, de zoon van Chanani, met de volgende uitspraak tegen Basa: ‘Ik heb je uit het stof gehaald en je aangesteld tot vorst over Mijn volk, Israël.
Lees meer ...1 Koningen 16:8-14 Ela, koning van Israël
Ela, de zoon van Basa, werd koning van Israël in het zesentwintigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Twee jaar regeerde hij in Tirsa. Tegen hem werd een aanslag beraamd door zijn dienaar Zimri, de bevelhebber van de helft van de wagenmenners. Toen Ela zich een keer aan het bedrinken was in het huis van zijn hofmeester Arsa, in Tirsa, drong Zimri binnen en doodde hem.
Lees meer ...1 Koningen 16:15-22 Zimri, koning van Israël
Zimri werd koning van Israël in het zevenentwintigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Zeven dagen regeerde hij in Tirsa. Het leger lag in die tijd voor de Filistijnse stad Gibbeton. Toen de Israëlieten daar hoorden dat Zimri een aanslag op de koning had gepleegd en hem gedood had, riepen ze diezelfde dag nog, in het legerkamp, hun bevelhebber Omri tot koning van Israël uit. Omri trok met het hele leger uit Gibbeton tegen koning Zimri op en belegerde Tirsa.
Lees meer ...1 Koningen 16:23-28 Omri, koning van Israël
Omri werd koning van Israël in het eenendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Hij regeerde twaalf jaar. Toen hij zes jaar in Tirsa had geregeerd, kocht hij van een zekere Semer voor twee talent zilver een berg. Hij liet er huizen op bouwen en noemde de stad die hij liet bouwen Samaria, naar Semer, de vorige bezitter van de berg.
Lees meer ...1 Koningen 16:29-34 Achab, koning van Israël
Achab, de zoon van Omri, werd koning van Israël in het achtendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Tweeëntwintig jaar regeerde hij in Samaria. Achab deed wat slecht is in de ogen van de HEER; zijn gedrag was nog erger dan dat van zijn voorgangers.
Lees meer ...1 Koningen 17:1-16 De profeet Elia 1
De Tisbiet Elia uit Gilead zei tegen Achab: ‘Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ik het zeg.’ De HEER richtte zich tot Elia met de woorden: ‘Ga weg van hier. Ga naar het oosten en zoek een schuilplaats in de wadi Kerit, aan de overkant van de Jordaan. Drinken kun je uit de rivier, en Ik heb de raven opgedragen je daar van voedsel te voorzien.’ Elia deed wat de HEER hem had gezegd, hij ging weg en trok zich terug in de wadi Kerit, ten oosten van de Jordaan. De raven brachten hem daar ’s ochtends en ’s avonds brood en vlees, en water dronk hij uit de rivier. Maar doordat het almaar niet regende in het land, viel de rivier na verloop van tijd droog.
Lees meer ...1 Koningen 17:17-24 De profeet Elia 2
Enige tijd later werd het kind van Elia’s gastvrouw ziek, en wel zo ernstig dat ten slotte alle leven uit hem week. Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Wat heb ik u misdaan, godsman? Bent u soms naar me toe gekomen om mijn zonden aan het licht te brengen en mijn zoon te doden?’ ‘Geef mij uw zoon,’ zei hij, en hij nam de jongen van haar schoot en droeg hem naar boven,
Lees meer ...1 Koningen 18:1-12 Elia en de profeten van Baäl 1
Voor er drie jaren verstreken waren, richtte de HEER zich opnieuw tot Elia, met de woorden: ‘Ga je opwachting maken bij Achab. Ik zal weer regen op de aarde laten vallen.’ Elia ging dus op weg naar de koning. Intussen was de hongersnood in Samaria zo groot geworden, dat Achab zijn hofmeester Obadja ontboden had. Deze Obadja had groot ontzag voor de HEER. Toen koningin Izebel de profeten van de HEER liet uitroeien, had Obadja honderd van hen in twee groepen van vijftig in grotten verborgen en hen daar van voedsel en drinkwater voorzien.
Lees meer ...