Achimaäs, de zoon van Sadok, vroeg aan Joab: ‘Laat mij uw koerier zijn en het goede nieuws aan de koning gaan brengen dat de HEER hem recht heeft gedaan en hem uit de handen van zijn vijanden heeft bevrijd.’ Joab antwoordde: ‘Maar je hebt geen goed nieuws vandaag! Een andere keer kun je goed nieuws brengen, maar vandaag heb je geen goed nieuws, want de zoon van de koning is dood.’ En hij gaf een Nubiër opdracht om aan de koning te gaan vertellen wat hij gezien had. De Nubiër boog voor Joab en rende weg. Maar Achimaäs hield aan: ‘Toch wil ik ook koerier zijn. Laat mij de Nubiër achternagaan.’ Joab vroeg: ‘Waarom wil je dat dan, mijn jongen, als je geen nieuws te vertellen hebt dat de moeite waard is?’
Lees meer ...2 Samuel 18:31-32-19:1-9 David rouwt over Absalom 2
Toen kwam de Nubiër binnen. Hij zei: ‘Ik breng u goed nieuws, mijn heer en koning. Vandaag heeft de HEER u recht gedaan en u bevrijd uit de handen van degenen die tegen u in opstand waren gekomen.’ ‘En is alles goed met mijn jongen, met Absalom?’ vroeg de koning. De Nubiër antwoordde: ‘Moge het al uw vijanden en al uw tegenstanders vergaan zoals uw zoon.’ Toen voer er een siddering door de koning. Jammerend trok hij zich terug in het vertrek boven de poort: ‘Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Was ik maar dood in plaats van jij! Absalom, mijn zoon, mijn zoon!’ Men vertelde aan Joab dat de koning huilde en rouwde over Absalom. Toen het leger hoorde dat de koning treurde om zijn zoon, sloeg de overwinningsroes om in een rouwstemming.
Lees meer ...2 Samuel 19:10-21 David keert terug naar Jeruzalem 1
De Israëlieten waren gevlucht, ieder naar zijn eigen woonplaats. In heel het land, bij alle stammen van Israël, was men druk aan het beraadslagen: ‘De koning heeft ons bevrijd uit de greep van onze vijanden; hij was het die ons heeft gered uit de handen van de Filistijnen. Nu is hij het land uit gevlucht voor Absalom. Maar Absalom, die wij tot koning hadden gezalfd, is in de strijd gesneuveld. Laten we daarom een daad stellen en de koning naar huis terughalen.’ De uitspraak van de Israëlieten kwam de koning ter ore. Daarop zond koning David het volgende bericht aan de priesters Sadok en Abjatar: ‘Zeg tegen de oudsten van Juda: “Waarom zou u de laatsten zijn om de koning naar huis terug te halen?
Lees meer ...2 Samuel 19:22-31 David keert terug naar Jeruzalem 2
Abisai, de zoon van Seruja, nam het woord en zei: ‘Simi verdient toch zeker de dood, hij heeft immers de gezalfde van de HEER vervloekt!’ Maar David antwoordde: ‘Wat heb ik met jullie te maken, zonen van Seruja? Juist vandaag moeten jullie me niet tegenwerken. Vandaag wordt in Israël niemand ter dood gebracht, want vandaag weet ik dat mijn koningschap over Israël is hersteld.’ En tegen Simi zei de koning: ‘U zult niet sterven!’ en hij zwoer het hem.
Lees meer ...2 Samuel 19:32-41 David keert terug naar Jeruzalem 3
De Gileadiet Barzillai was uit Rogelim gekomen en had de koning vergezeld naar de Jordaan om hem uitgeleide te doen bij de oversteek van de rivier. Hij was al heel oud, wel tachtig jaar. Hij had de koning tijdens diens verblijf in Machanaïm gastvrij onthaald; hij was een zeer vermogend man. De koning zei tegen hem: ‘Barzillai, ga met me mee de rivier over, dan zal ik u bij mij in Jeruzalem gastvrij onthalen.’ Maar Barzillai antwoordde: ‘Ik ben aan het einde van mijn levensdagen.
Lees meer ...2 Samuel 19:42-44 Afgunst tussen Juda en Israël 1
Heel het volk van Juda had de koning bij zijn doortocht begeleid, en de helft van het volk van Israël. De Israëlieten kwamen op de koning af en vroegen hem: ‘Waarom hebben onze broeders, de Judeeërs, beslag op u gelegd door u en uw gevolg bij het oversteken van de Jordaan te begeleiden terwijl al uw aanhangers al bij u waren?’
Lees meer ...2 Samuel 20:1-11 Afgunst tussen Juda en Israël 2
Nu was er onder de Israëlieten ook een echte onruststoker, een zekere Seba, de zoon van Bichri, uit de stam Benjamin. Hij blies op de ramshoorn en zei: ‘Wat hebben wij met David te maken? Wij hebben niets gemeen met de zoon van Isaï! We breken op, volk van Israël!’ Alle Israëlieten keerden David de rug toe en volgden de Benjaminiet Seba, maar de Judeeërs bleven hun koning vergezellen van de Jordaan tot aan Jeruzalem. Toen koning David in zijn paleis in Jeruzalem kwam, stelde hij de tien bijvrouwen die hij als huisbewaarsters had achtergelaten, in bewaring in een eigen huis.
Lees meer ...2 Samuel 20:12-22 Afgunst tussen Juda en Israël 3
Amasa lag op de weg, stuiptrekkend in zijn bloed. Toen de wapendrager merkte dat de soldaten stil bleven staan, rolde hij Amasa van de weg af, het veld in, en wierp een kleed over hem heen omdat iedereen die langs hem kwam stilhield. Toen Amasa van de weg was verwijderd, volgden allen Joab, Seba achterna. Seba was dwars door Israël naar Abel-Bet-Maächa getrokken. Alle Bichrieten hadden zich bij hem aangesloten. Toen kwam ook Joab met zijn leger bij Abel-Bet-Maächa en sloot hem daar in. Ze wierpen een wal op tegen de muur van de vesting en bestookten van daar af met man en macht de stadsmuur. Toen riep een wijze vrouw vanuit de stad: ‘Luister, luister! Vraag of Joab dichterbij komt, zodat ik met hem praten kan.’
Lees meer ...2 Samuel 20:23-26 Davids ambtenaren
Joab was opperbevelhebber van het leger van Israël en Benaja, de zoon van Jojada, was bevelhebber van de Keretieten en Peletieten; Adoram was opzichter van de herendienst; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier en Seja was hofschrijver;
Lees meer ...2 Samuel 21:1-4 Het lot van de nakomelingen van Saul 1
Tijdens de regering van David heerste er eens drie jaar achtereen hongersnood. David wendde zich tot de HEER, en de HEER antwoordde: ‘Het komt door Saul en zijn moordenaarsbende, omdat hij de Gibeonieten heeft gedood.’ De Gibeonieten namelijk behoorden niet tot het volk van Israël. Het waren overlevenden van de Amorieten, en de Israëlieten hadden hun gezworen dat ze hen met rust zouden laten, maar Saul had in zijn ijver voor Israël en Juda geprobeerd hen uit te roeien.
Lees meer ...