Toen David bericht kreeg dat het volk van Israël de kant van Absalom had gekozen, zei hij tegen zijn hovelingen: ‘Kom, we moeten vluchten, willen we aan Absalom ontkomen. Snel, we moeten hem vóór blijven, want als hij ons hier in Jeruzalem overvalt, zal hij een bloedbad aanrichten en is het met ons gedaan.’ ‘Zoals u wilt, mijn heer en koning,’ antwoordden de hovelingen. ‘Wij staan tot uw beschikking.’ De koning vertrok, en zijn hele hofhouding volgde hem. Hij liet echter tien van zijn bijvrouwen achter om voor het huis te zorgen. De koning vertrok, en al zijn soldaten volgden hem. In Bet-Hammerchak hielden ze halt.
Lees meer ...2 Samuel 15:25-37 David vlucht uit Jeruzalem 2
De koning zei tegen Sadok: ‘Breng de ark van God terug naar de stad. Als de HEER me gunstig gezind is, zal Hij zorgen dat ik terugkeer en de ark terugzie op zijn eigen plaats. Maar als de HEER mij afwijst, dan zal ik me daar bij neerleggen. Hij mag met me doen wat Hij het beste vindt.’ En hij vervolgde: ‘U en Abjatar kunnen gerust teruggaan naar de stad en dan uw zonen Achimaäs en Jonatan met u meenemen. Ikzelf zal wachten in de woestijn, waar men de Jordaan kan oversteken, tot ik bericht van u krijg.’ Sadok en Abjatar brachten de ark van God dus terug naar Jeruzalem en bleven in de stad.
Lees meer ...2 Samuel 16:1-4 David vlucht uit Jeruzalem 3
Nauwelijks was David de top van de berg over, of daar kwam Siba, de dienaar van Mefiboset, hem met een span ezels tegemoet. Deze waren bepakt met tweehonderd broden, honderd plakken rozijnen, honderd verse vruchten en een zak wijn. ‘Wat hebt u daar?’ vroeg de koning, en Siba zei: ‘De ezels zijn voor de koninklijke familie om erop te rijden, het brood en de vruchten zijn voor de soldaten om te eten en de wijn is om te drinken voor wie uitgeput raakt in de woestijn.’
Lees meer ...2 Samuel 16:5-14 David vlucht uit Jeruzalem 4
Zodra David bij Bachurim was aangekomen, kwam er iemand aanlopen uit de familie van Saul, een zekere Simi, de zoon van Gera. Vloekend en tierend kwam hij aanlopen, en hoewel David door zijn lijfwacht van heldhaftige soldaten was omringd, bekogelde hij de koning en zijn gevolg met stenen. Hij vloekte en schreeuwde: ‘Maak dat je wegkomt, moordenaar! Stuk ongeluk! Je hebt je de troon van Saul toegeëigend. Nu wreekt de HEER het bloed van Saul en zijn familie aan jou en geeft Hij het koningschap aan Absalom, je zoon.
Lees meer ...2 Samuel 16:15-23 Krijgsraad bij Absalom 1
Intussen kwamen Absalom en zijn manschappen, het leger van Israël, in Jeruzalem aan. Ook Achitofel was bij hem. Toen kwam Chusai, de vertrouwensman van David, naar Absalom toe. ‘Leve de koning! Leve de koning!’ riep hij uit. Absalom vroeg hem: ‘Is dat nu vriendentrouw? Had u niet met uw vriend mee moeten gaan?’ ‘Nee,’ antwoordde Chusai. ‘Wiens zijde de HEER en het volk en het leger van Israël kiezen, aan diens zijde sta ik en aan diens zijde blijf ik. Bovendien, u bent toch zijn zoon;
Lees meer ...2 Samuel 17:1-14 Krijgsraad bij Absalom 2
Achitofel zei tegen Absalom: ‘Laat mij twaalfduizend mannen uitkiezen en achter David aan gaan, vannacht nog. Ik zal hem overrompelen wanneer hij uitgeput is en de moed laat zinken, zodat al zijn soldaten op de vlucht slaan. Ik zal alleen de koning doden en het leger naar u terugsturen. De dood van de man die u naar het leven staat betekent immers dat het leger kan terugkeren. Allen zullen ongedeerd blijven.’ Dit voorstel vond instemming bij Absalom en de oudsten van Israël. Toch liet Absalom ook de Arkiet Chusai roepen: ‘Laten we horen wat hij ervan denkt.’ Toen Chusai bij Absalom kwam, vroeg deze hem: ‘Dit is het voorstel van Achitofel.
Lees meer ...2 Samuel 17:15-23 David gewaarschuwd
Chusai vertelde aan de priesters Sadok en Abjatar welke raad Achitofel aan Absalom en de oudsten van Israël had gegeven en wat hij zelf had aangeraden. Toen zei hij: ‘Zend zo snel mogelijk bericht naar David dat hij de nacht niet doorbrengt aan deze kant van de Jordaan, maar onmiddellijk oversteekt, anders worden hij en iedereen die bij hem is van de aardbodem weggevaagd.’ Jonatan en Achimaäs stonden bij de Rogelbron te wachten tot een slavin hun het nieuws kwam vertellen. Zij zouden het dan weer overbrengen aan koning David. In de stad konden ze zich natuurlijk niet laten zien. Maar iemand zag ze toch, en vertelde dat aan Absalom.
Lees meer ...2 Samuel 17:24-29 De dood van Absalom 1
David was inmiddels gevorderd tot Machanaïm, toen Absalom de Jordaan overstak met heel het leger van Israël bij zich. In Joabs plaats had Absalom Amasa als opperbevelhebber aangesteld. Deze Amasa was een zoon van de Israëliet Jitra en Abigal, de dochter van Nachas en een zuster van Joabs moeder Seruja. Absalom sloeg met het leger van Israël zijn kamp op in Gilead.
Lees meer ...2 Samuel 18:1-8 De dood van Absalom 2
David monsterde zijn troepen, en stelde over elke eenheid van duizend en van honderd man een bevelhebber aan. Hij verdeelde het leger in drieën: een derde deel kwam onder bevel van Joab, een derde deel onder bevel van diens broer Abisai en een derde deel onder bevel van de Gatiet Ittai. De koning sprak tot de troepen: ‘Ik zal persoonlijk met jullie ten strijde trekken.’ ‘Nee, doet u dat niet,’ wierpen ze tegen. ‘Als wij moeten vluchten, zal niemand dat erg vinden. Zelfs als de helft van ons sneuvelt, zal niemand dat erg vinden.
Lees meer ...2 Samuel 18:9-18 De dood van Absalom 3
Absalom, die op zijn muildier reed, kwam plotseling oog in oog te staan met een aantal soldaten van David. Toen het muildier onder een grote terebint doorging, raakte Absalom met zijn haren verstrikt in de takken. Zo bleef hij hangen tussen hemel en aarde, terwijl het muildier verder draafde. Een van de soldaten zag het en vertelde het aan Joab: ‘Ik heb Absalom gezien! Hij hangt in een boom!’ ‘Wat!’ riep Joab. ‘Heb je hem gezien? Waarom heb je hem dan niet meteen gedood? Ik had je er tien zilverstukken en een koppelriem voor gegeven!’ Maar de soldaat antwoordde Joab: ‘Al zou u duizend zilverstukken in mijn hand uittellen, dan nog zou ik mijn hand niet opheffen tegen de zoon van de koning.
Lees meer ...