Zo waar de HEER leeft, mijn heer, en zo waar u zelf leeft, de HEER heeft u ervan weerhouden om het recht in eigen hand te nemen en bloedschuld op u te laden. Maar ik hoop dat het al uw vijanden en tegenstanders zal vergaan zoals Nabal. Aanvaard de geschenken die ik voor u heb meegebracht, mijn heer; ze zijn bestemd voor de mannen die u op uw tochten vergezellen. Vergeef me alstublieft dat ik heb gefaald. Ik weet zeker dat de HEER uw huis zal laten voortbestaan, u trekt immers voor de HEER ten strijde. Er mag bij u dus uw leven lang geen spoor van kwaad te vinden zijn.
Lees meer ...1 Samuel 25:36-44 David, Nabal en Abigaïl 4
Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een feestmaal had aangericht, het leek wel een koningsmaal. Hij had zeer veel gedronken en de wijn was hem naar het hoofd gestegen, daarom repte ze die avond met geen woord van het gebeurde. De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde ze hem wat ze had gedaan. Zijn hart bleef stilstaan in zijn borst, en hij zakte roerloos in elkaar. Tien dagen later trof de HEER Nabal zo zwaar dat hij bezweek.
Lees meer ...1 Samuel 26:1-12 David spaart Sauls leven op de Chachila 1
Enkele inwoners van Zif waren naar Gibea gegaan om Saul te vertellen: ‘Weet u wel dat David zich schuilhoudt op de Chachila, tegenover de Jesimon?’ Onmiddellijk vertrok Saul met drieduizend man, die tot de beste soldaten van Israël behoorden, naar de woestijn van Zif om David te zoeken. Op de Chachila aangekomen sloeg hij zijn kamp op langs de kant van de weg. David, die daar in de buurt verbleef, merkte dat Saul achter hem aan was gekomen en stuurde verkenners uit. Zodra hij zeker wist waar Saul zich bevond, ging hij naar de plaats waar die zijn kamp had opgeslagen. Daar zag hij Saul liggen, naast zijn legeraanvoerder Abner, de zoon van Ner.
Lees meer ...1 Samuel 26:13-19 David spaart Sauls leven op de Chachila 2
David stak het ravijn over en een eind verder, op de kam van de rotsen aan de overkant, bleef hij staan, op veilige afstand van het kamp. Daarvandaan begon hij de soldaten en Abner, de zoon van Ner, toe te schreeuwen. ‘Geef je nog antwoord, Abner!’ riep hij. Abner antwoordde: ‘Wie ben jij wel, dat je de koning durft te roepen?’ Maar David riep tegen Abner: ‘En jij, wat ben jij voor een man? Zoals jij is er in Israël toch geen tweede? Waarom heb je dan niet gewaakt over je heer, de koning?
Lees meer ...1 Samuel 26:20-25 David spaart Sauls leven op de Chachila 3
Ik smeek u, voorkom toch dat mijn bloed in vreemde bodem vloeit, ver weg van de HEER. De koning van Israël is uitgetrokken om een vlo na te jagen, zoals men in de bergen jacht maakt op een patrijs.’ Toen zei Saul: ‘Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, David, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen, want jij hebt vandaag mijn leven gespaard.
Lees meer ...1 Samuel 27:1-12 David bij koning Achis 1
Vandaag of morgen val ik natuurlijk toch in handen van Saul, dacht David bij zichzelf. Ik kan me dus maar beter in veiligheid brengen in het land van de Filistijnen. Dan zal Saul het opgeven om mij door heel Israël te achtervolgen en kan ik aan hem ontkomen. Daarom vertrok hij met de zeshonderd man die bij hem waren naar de koning van Gat, Achis, de zoon van Maoch, waar hij en zijn mannen met hun gezinnen hun toevlucht namen. David had zijn twee vrouwen bij zich: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de weduwe van Nabal uit Karmel. Toen Saul hoorde dat David naar Gat was gevlucht, gaf hij de achtervolging op.
Lees meer ...1 Samuel 28:1-2 David bij koning Achis 2
En toen de Filistijnen hun troepen op de been brachten om tegen Israël ten oorlog te trekken, vroeg Achis aan David: ‘U begrijpt zeker wel dat u en uw mannen zich bij mij moeten aansluiten.’ ‘Jazeker, heer,’ antwoordde David. ‘U zult eens zien wat ik zal doen.’
Lees meer ...1 Samuel 28:3-14 Saul bezoekt een geestenbezweerster 1
Samuël was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. Daarna had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. Toen nu de Filistijnen hun troepen hadden verzameld en waren opgerukt naar Sunem, waar ze hun kamp opsloegen, bracht ook Saul zijn leger op de been en sloeg zijn kamp op in het Gilboagebergte. Maar toen hij het kamp van de Filistijnen zag, greep de angst hem bij de keel. Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoord: noch in dromen, noch door middel van orakelstenen, noch bij monde van profeten.
Lees meer ...1 Samuel 28:15-25 Saul bezoekt een geestenbezweerster 2
Samuël vroeg aan Saul: ‘Waarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?’ ‘Ik zie geen uitweg meer,’ antwoordde Saul. ‘Ik word aangevallen door de Filistijnen en God heeft me in de steek gelaten. Hij geeft geen antwoord meer op mijn vragen, noch bij monde van profeten, noch in dromen. Daarom heb ik u opgeroepen om u te vragen wat ik moet doen.’ Maar Samuël zei: ‘Waarom kom je bij mij om raad? Je weet toch dat de HEER je verlaten heeft en zich nu tegen je heeft gekeerd. De HEER heeft gedaan wat Hij bij monde van mij heeft voorzegd: Hij heeft het koningschap van je losgescheurd en aan je tegenspeler gegeven, aan David.
Lees meer ...1 Samuel 29:1-4 David door de Filistijnen gewantrouwd 1
De Filistijnen hadden zich verzameld in Afek; de Israëlieten lagen in de buurt van de bron bij Jizreël. De Filistijnse stadsvorsten hielden troepenschouw. De manschappen trokken in afdelingen van honderd en duizend voorbij. In de achterste gelederen liepen David en zijn mannen met het leger van Achis mee. ‘Wat doen die Hebreeën hier?’ vroegen de Filistijnse bevelhebbers zich af.
Lees meer ...