Saul zat met zijn speer in zijn hand onder de tamarisk op de heuvel bij Gibea, met al zijn dienaren om zich heen. Toen hij hoorde dat David en zijn mannen waren gesignaleerd, zei hij tegen zijn dienaren: ‘Mannen van Benjamin, luister. Heeft de zoon van Isaï u allemaal soms akkers en wijngaarden beloofd? Verwacht u dat hij u zal aanstellen als bevelhebber over duizend of honderd man? Waarom spant u anders tegen mij samen? Niemand heeft me ingelicht dat mijn zoon een verbond heeft gesloten met de zoon van Isaï. Niemand van u bekommert zich om mij. En niemand heeft me laten weten dat het nu al zo ver is dat mijn zoon mijn dienaar heeft opgestookt om me te belagen.’
Lees meer ...1 Samuel 22:17-23 Saul wreekt zich op de priesters van Nob 2
En hij beval de soldaten van de lijfwacht die naast hem stonden: ‘Sla toe, dood de priesters van de HEER, want ze hebben David geholpen, en hoewel ze wisten dat hij voortvluchtig was, hebben ze mij niet op de hoogte gesteld.’ Maar de lijfwachten van de koning weigerden hun hand op te heffen tegen de priesters van de HEER. Daarom zei de koning tegen Doëg: ‘Doet u het dan.
Lees meer ...1 Samuel 23:1-13 David bevrijdt Keïla
Het was David ter ore gekomen dat de Filistijnen een aanval deden op Keïla en het graan van de dorsvloeren wegroofden. David raadpleegde de HEER en vroeg: ‘Zal ik de strijd met deze Filistijnen aanbinden?’ De HEER antwoordde: ‘Ja, bind de strijd aan met de Filistijnen; je zult Keïla bevrijden.’ Maar Davids mannen zeiden: ‘We zitten hier in Juda al zo in angst, wat moet het dan niet worden wanneer we naar Keïla gaan, de Filistijnse gelederen tegemoet?’ Daarom raadpleegde David nogmaals de HEER, en de HEER antwoordde: ‘Komaan, ruk op naar Keïla; Ik lever de Filistijnen aan je uit.’ Toen ging David met zijn manschappen naar Keïla en leverde slag met de Filistijnen.
Lees meer ...1 Samuel 23:14-24 David in de woestijn van Juda 1
David en zijn mannen verschansten zich in rotsholen in de met kloven doorsneden woestenij ten oosten van Zif. Saul stuurde elke dag verkenners uit om David op te sporen, maar God leverde hem niet aan hem uit. David, die in Choresa zat, in de woestijn van Zif, merkte wel dat Saul het nog steeds op zijn leven gemunt had. Sauls zoon Jonatan zocht David in Choresa op om hem te zeggen dat hij op God moest blijven vertrouwen. ‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zei hij, ‘mijn vader Saul zal je niet te pakken krijgen. Jij zult koning van Israël worden en ik zal je tweede man zijn.
Lees meer ...1 Samuel 23:25-28 David in de woestijn van Juda 2
Toen David hoorde dat Saul en zijn mannen hem op het spoor waren, daalde hij in het ravijn af. Saul, die had vernomen dat David zich in de woestijn bij Maon bevond, begon daar jacht op hem te maken. Saul volgde het pad aan de ene kant van de kloof en David en zijn mannen het pad aan de andere kant.
Lees meer ...1 Samuel 24:1-12 David spaart Sauls leven bij Engedi 1
David trok zich met zijn mannen terug in de rotsholen in de buurt van Engedi. Toen Saul bij terugkeer van zijn veldtocht tegen de Filistijnen hoorde dat David zich in de woestijn bij Engedi bevond, koos hij drieduizend van de beste mannen van Israël uit en ging met hen in het rotsachtige gebied waar de steenbokken leven, op zoek naar David en zijn mannen. Onderweg kwam hij langs een spelonk die door een muurtje was afgeschermd. Daar ging hij naar binnen en hurkte neer om zijn behoefte te doen. En juist achter in die spelonk hadden David en zijn mannen zich verstopt. Davids mannen zeiden tegen hem: ‘Dit is je kans!
Lees meer ...1 Samuel 24:13-23 David spaart Sauls leven bij Engedi 2
Laat de HEER beslissen wie van ons beiden in zijn recht staat en laat de HEER mij op u wreken; ik zal mijn hand niet tegen u opheffen. Zoals het oude spreekwoord luidt: Slechte mensen, slechte daden. Nee, ik zal mijn hand niet tegen u opheffen. Tegen wie is de koning van Israël eigenlijk uitgerukt? Op wie maakt u jacht? Een dode hond, een nietige vlo! De HEER zal uitspraak doen en beslissen wie van ons beiden in zijn recht staat. Hij zal mijn zaak onderzoeken en verdedigen en mij recht verschaffen tegenover u.’
Lees meer ...1 Samuel 25:1 Samuels dood
Omstreeks die tijd kwam Samuël te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen.
Lees meer ...1 Samuel 25:2-13 David, Nabal en Abigaïl 1
David trok verder, naar de woestijn van Paran. Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos. Hij was een nakomeling van Kaleb. Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en breng hem mijn groeten over.
Lees meer ...1 Samuel 25:14-25 David, Nabal en Abigaïl 2
Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. ‘David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer te groeten,’ zei hij, ‘maar die is tegen hen uitgevaren. En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. U moet er iets op verzinnen, want nu onze heer, die onheilstichter, zo’n toon tegen hem heeft aangeslagen, heeft hij zichzelf in het ongeluk gestort en ons erbij.’
Lees meer ...