De jonge Samuël diende dus de HEER, onder de hoede van Eli. Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER en er braken geen visioenen door. Op zekere nacht lag Eli op zijn slaapplaats. Zijn ogen waren dof geworden, hij kon bijna niet meer zien. Samuël lag te slapen in het heiligdom van de HEER, bij de ark van God. De godslamp was bijna uitgedoofd. Toen riep de HEER Samuël. ‘Ja,’ antwoordde Samuël. Hij liep snel naar Eli toe en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen. Ga maar slapen.’ Toen Samuël weer lag te slapen, riep de HEER hem opnieuw.
Lees meer ...1 Samuel 3:15-21-4:1 Samuel geroepen 2
Samuël bleef tot de ochtend liggen en opende toen de deuren van het heiligdom van de HEER. Hij zag ertegen op om Eli te vertellen wat hij had gehoord. Maar Eli riep hem bij zich: ‘Samuël, mijn jongen, kom eens hier!’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde Samuël, en Eli vroeg: ‘Wat heeft Hij tegen je gezegd?
Lees meer ...1 Samuel 4:2-11 De ondergang van Eli en zijn nakomelingen 1
Enige tijd later trokken de Israëlieten ten strijde tegen de Filistijnen. Ze sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer; de Filistijnen lagen in Afek. Nadat de Filistijnen zich in slagorde tegenover de Israëlieten hadden opgesteld, brandde de strijd los. Israël werd door de Filistijnen verslagen: vierduizend man sneuvelden in de slag. Toen het leger naar het kamp was teruggekeerd, vroegen de oudsten van Israël: ‘Hoe komt het dat de HEER ons vandaag tegen de Filistijnen een nederlaag heeft laten lijden? De ark van het verbond met de HEER moet uit Silo hierheen worden gehaald. Dan zal de HEER in ons midden zijn en ons bevrijden uit de greep van onze vijanden.’
Lees meer ...1 Samuel 4:12-22 De ondergang van Eli en zijn nakomelingen 2
Een Benjaminiet maakte zich uit de gelederen los en rende naar Silo, waar hij nog dezelfde dag aankwam. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Toen hij aankwam, zat Eli op een bankje langs de kant van de weg op de uitkijk, want hij maakte zich ernstig ongerust over de ark van God. Zodra de man in de stad verslag had uitgebracht, begon de hele bevolking te jammeren. Eli hoorde het geschreeuw en vroeg: ‘Wat is dat voor lawaai?’ De man haastte zich naar Eli om het hem te vertellen. Eli was toen achtennegentig jaar; zijn ogen waren helemaal star geworden en hij kon niets meer zien. De man zei tegen Eli: ‘Ik kom van het slagveld, ik ben zojuist van het slagveld gevlucht.’
Lees meer ...1 Samuel 5:1-12 Omzwervingen van de ark 1
De ark van God, die bij Eben-Haëzer door de Filistijnen was buitgemaakt, werd overgebracht naar Asdod. Ze namen de ark op, brachten hem naar de tempel van Dagon en zetten hem daar naast het godenbeeld neer. De volgende morgen zagen de inwoners van Asdod dat Dagon voorover was gevallen en voor de ark van de HEER op de grond lag. Ze pakten het beeld op en zetten het weer op zijn plaats, maar toen ze de volgende morgen vroeg terugkwamen, lag Dagon weer voorover op de grond voor de ark. Alleen zijn romp was nog heel; zijn hoofd en zijn beide handen lagen afgehakt op de drempel. Daarom durven de priesters van Dagon en alle anderen die naar de tempel komen deze drempel tot op de dag van vandaag niet te betreden.
Lees meer ...1 Samuel 6:1-12 Omzwervingen van de ark 2
De ark van de HEER was intussen al zeven maanden op Filistijns grondgebied. Nu riepen ze ook de priesters en de waarzeggers erbij en legden hun de vraag voor: ‘Wat moeten we doen met de ark van de HEER? Hoe kunnen we hem het beste terugsturen?’ Het antwoord luidde: ‘Als u de ark van de God van Israël terugstuurt, laat hem dan niet zonder meer weggaan. Geef in ieder geval een schadeloosstelling mee, dan zult u genezen en te weten komen waarom u al die tijd zo hard bent aangepakt.’ ‘Waaruit moet die schadeloosstelling bestaan?’ vroeg men, en het antwoord luidde: ‘Er zijn vijf vorstendommen. Geef daarom vijf gouden gezwellen mee en vijf gouden muizen.
Lees meer ...1 Samuel 6:13-21-7:1 Omzwervingen van de ark 3
In de vallei van Bet-Semes waren mensen bezig met de tarweoogst. Toen ze plotseling de ark zagen aankomen, waren ze bijzonder blij die te zien. Op de akker van Josua, een van de inwoners van Bet-Semes, kwam de wagen tot stilstand. Ze hakten de wagen tot brandhout en offerden daarop de koeien aan de HEER. Maar eerst hadden de Levieten de ark van de HEER van de wagen geladen en hem samen met de zadeltas met de gouden voorwerpen neergezet op een grote steen die daar lag. De bevolking van Bet-Semes bracht die dag brandoffers en vredeoffers aan de HEER.
Lees meer ...1 Samuel 7:2-6 Samuel spreekt het volk toe 1
Er verstreek geruime tijd vanaf de dag dat de ark naar Kirjat-Jearim was overgebracht, wel twintig jaar. Steeds meer Israëlieten klaagden hun nood bij de HEER. Ten slotte sprak Samuël het volk als volgt toe: ‘Als het u werkelijk ernst is terug te keren naar de HEER, doe dan de vreemde goden zoals Astarte weg en richt u met heel uw hart naar de HEER.
Lees meer ...1 Samuel 7:7-17 Samuel spreekt het volk toe 2
Toen de Filistijnse stadsvorsten vernamen dat de Israëlieten in Mispa bijeen waren gekomen, trokken ze op naar Israël. De Israëlieten hoorden hiervan en werden bang. Ze zeiden tegen Samuël: ‘Laat ons niet in de steek en roep voor ons de HEER, onze God, te hulp, opdat Hij ons redt uit de greep van de Filistijnen.’ Samuël nam een lammetje en droeg het in zijn geheel als brandoffer aan de HEER op. Hij riep de HEER om hulp voor Israël, en de HEER verhoorde hem.
Lees meer ...1 Samuel 8:1-9 Israël vraagt een koning 1
Toen Samuël oud geworden was, benoemde hij zijn zonen tot rechters over Israël. De oudste heette Joël en de tweede Abia. Ze bestuurden het land vanuit Berseba. Maar ze volgden het voorbeeld van hun vader niet na: ze waren op eigen voordeel uit, namen steekpenningen aan en verdraaiden het recht. De oudsten van Israël kwamen daarom bij elkaar en gingen naar Rama, naar Samuël.
Lees meer ...