Na de dood van Gideon begonnen de Israëlieten opnieuw achter de Baäls aan te lopen. Ze verhieven Baäl-Berit tot god en vergaten de HEER, hun God, die hen had bevrijd van de hen omringende vijanden. Ook bewezen ze de familie van Jerubbaäl niet de verschuldigde dankbaarheid voor al het goede dat hij, Gideon, voor Israël had gedaan. Abimelech, de zoon van Jerubbaäl, ging naar Sichem, waar de familie van zijn moeder woonde,
Lees meer ...Rechters 9:7-20 Abimelech koning in Sichem 2
Toen Jotam dit vernam, ging hij de Gerizim op en riep met stemverheffing vanaf de top: ‘Hoor mij aan, burgers van Sichem, en God zal u verhoren! Eens gingen de bomen eropuit om een koning te kiezen. Ze vroegen de olijfboom: “Wilt u onze koning zijn?” Maar de olijfboom antwoordde: “Zou ik ophouden mijn olie af te staan, waarmee mensen en goden worden vereerd, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?” Toen vroegen ze het aan de vijgenboom: “En u, wilt u onze koning zijn?” Maar de vijgenboom antwoordde: “Zou ik ophouden mijn zoete vruchten af te staan, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?” Toen vroegen ze het aan de wijnstok: “En u, wilt u onze koning zijn?”
Lees meer ...Rechters 9:21-34 Abimelech koning in Sichem 3
Drie jaar had Abimelech het in Israël voor het zeggen. Toen zaaide God onenigheid tussen Abimelech en de burgers van Sichem, zodat de burgers van Sichem hun belofte van trouw aan Abimelech braken. Dat was om de moord op de zeventig zonen van Jerubbaäl te wreken op hun broer Abimelech, die hen had gedood, en op de burgers van Sichem, die hem daarbij hadden geholpen. Om Abimelech te benadelen, lieten de burgers van Sichem een groep mannen zich hoog in de bergen verdekt opstellen; vanuit hun hinderlaag beroofden die iedereen die daar langskwam. Dit kwam Abimelech ter ore.
Lees meer ...Rechters 9:35-46 Abimelech koning in Sichem 4
Toen Gaäl de volgende morgen in de stadspoort verscheen, kwamen Abimelech en zijn soldaten uit hun stellingen te voorschijn. Gaäl zag hen en zei tegen Zebul: ‘Kijk, daar komt een leger aan vanuit de bergen.’ Zebul antwoordde: ‘Dat is de schaduw van de bergen, die u voor een leger aanziet.’ Maar Gaäl hield vol: ‘Nee, kijk maar, er komt een leger aanzetten vanaf de Gerizim, en daarginds komt nog een eenheid aan van de kant van de Waarzeggerseik.’ Toen zei Zebul tegen hem: ‘U moest toch zo nodig zeggen: “Wie is die Abimelech eigenlijk, dat wij aan hem onderworpen zouden zijn?”
Lees meer ...Rechters 9:47-57 Abimelech koning in Sichem 5
Abimelech werd ervan op de hoogte gesteld dat de inwoners van Migdal-Sichem zich hadden verschanst. Hij ging met al zijn manschappen de Salmon op. Daar kapte hij met zijn bijl wat kreupelhout, legde de takken op zijn schouder en gaf zijn soldaten bevel vlug zijn voorbeeld te volgen. Ook de soldaten kapten allemaal een bos takken en volgden Abimelech terug naar beneden. Ze plaatsten hun takkenbossen tegen de versterking en staken die in brand, zodat de mensen daarbinnen in de vlammen omkwamen.
Lees meer ...Rechters 10:1-5 Tola en Jaïr
Na Abimelech kwam Tola, die optrad als bevrijder van Israël. Hij was een zoon van Pua, de zoon van Dodo, en behoorde tot de stam Issachar. Maar hij woonde in Samir, in het bergland van Efraïm. Drieëntwintig jaar was hij rechter over Israël.
Lees meer ...Rechters 10:6-18 Jefta als leider aangezocht 1
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER: weer begonnen ze de Baäls en Astartes te vereren, en ook de goden van Aram, Sidon en Moab en de goden van de Ammonieten en de Filistijnen. Ze keerden de HEER de rug toe en dienden Hem niet meer. De HEER ontstak in woede en leverde hen uit aan de Filistijnen en de Ammonieten. Nog datzelfde jaar begonnen zij Israël te knechten en te knevelen: achttien jaar lang onderdrukten ze de Israëlieten die aan de overkant van de Jordaan woonden, in Gilead, het gebied dat ooit aan de Amorieten had toebehoord. Uiteindelijk staken de Ammonieten zelfs de Jordaan over om de strijd aan te binden met Juda, Benjamin en Efraïm.
Lees meer ...Rechters 11:1-11 Jefta als leider aangezocht 2
Nu was er in die tijd een zekere Jefta, een krijgshaftig man, afkomstig uit Gilead. Hij was door zijn vader Gilead verwekt bij een hoer, maar Gilead had ook zonen bij zijn eigen vrouw. Toen die volwassen waren, hadden ze Jefta weggejaagd met de woorden: ‘Jij krijgt geen erfdeel uit het bezit van onze vader, want je bent de zoon van een andere vrouw.’ Jefta had voor zijn broers de wijk moeten nemen en zich gevestigd in Tob. Daar sloot zich een stel avonturiers bij hem aan, die met hem erop uittrokken.
Lees meer ...Rechters 11:12-21 Jefta slaat de Ammonieten terug 1
Jefta stuurde gezanten naar de koning van de Ammonieten met de vraag: ‘Wat bezielt u om mij op mijn eigen grondgebied aan te vallen?’ De koning van Ammon antwoordde de afgezanten van Jefta: ‘Dat weet u heel goed! Israël heeft, toen het uit Egypte wegtrok, land van mij in bezit genomen: het hele gebied vanaf de Arnon tot aan de Jabbok en de Jordaan. Ik raad u aan mij dat nu zonder slag of stoot terug te geven.’ Toen stuurde Jefta opnieuw gezanten naar de koning van de Ammonieten. Ditmaal moesten ze de volgende boodschap overbrengen: ‘Dit zegt Jefta: “Israël heeft nooit land van de Moabieten of de Ammonieten afgenomen!
Lees meer ...Rechters 11:22-33 Jefta slaat de Ammonieten terug 2
Ze namen al het land van de Amorieten in bezit: het hele gebied van de Arnon tot aan de Jabbok en van de woestijn tot aan de Jordaan. Welnu, de HEER, de God van Israël, heeft de Amorieten voor Zijn eigen volk verdreven. En ú meent aanspraak te kunnen maken op hun bezit? Nee! Wat u dankzij uw god Kemos in bezit hebt gekregen kunt u uw eigendom noemen, maar het bezit van degenen die de HEER, onze God, voor ons verdreven heeft, is ons eigendom! Bent u soms meer dan koning Balak van Moab, de zoon van Sippor? Heeft hij ons ooit ons grondgebied betwist en ons daarom aangevallen?
Lees meer ...