Het zevende lot wees de families van de stam Dan het volgende grondgebied toe: De steden Sora, Estaol, Ir-Semes, Saälabbin, Ajjalon, Jitla, Elon, Timna, Ekron, Elteke, Gibbeton, Baälat, Jehud, Bene-Berak, Gat-Rimmon, Me-Hajjarkon en Rakkon met het gebied tegenover Jafo.
Lees meer ...Jozua 19:49-51 Een stad voor Jozua
Toen de Israëlieten de verdeling van het land hadden voltooid, wezen ze ook een gebied toe aan Jozua, de zoon van Nun. Overeenkomstig de opdracht van de HEER gaven ze hem de stad waarom hij had gevraagd: Timnat-Serach in het bergland van Efraïm. Jozua bouwde die stad weer op en ging er wonen.
Lees meer ...Jozua 20:1-9 Vrijplaatsen
De HEER zei tegen Jozua: ‘Zeg tegen het volk van Israël dat het de vrijplaatsen moet aanwijzen waarover Ik al bij monde van Mozes met jullie gesproken heb. Iemand die per ongeluk, zonder enige opzet, een ander heeft gedood, kan daarheen uitwijken voor de bloedwreker. Hij kan naar een van die steden vluchten en in de stadspoort zijn zaak aan de oudsten voorleggen. Ze moeten hem in hun stad opnemen en een plek geven waar hij kan wonen. Als de bloedwreker hem dan achterhaalt, mogen ze hem niet uitleveren.
Lees meer ...Jozua 21:1-8 Steden voor de Levieten 1
De familiehoofden van de Levieten kwamen in Silo, in Kanaän, bij de priester Eleazar, bij Jozua, de zoon van Nun, en bij de stamhoofden van Israël. Ze zeiden tegen hen: ‘De HEER heeft u bij monde van Mozes opgedragen ons steden te geven om in te wonen en weidegronden voor ons vee.’ Hierop stonden de Israëlieten van hun eigen grondgebied een reeks steden en weidegronden af aan de Levieten, overeenkomstig deze opdracht van de HEER.
Lees meer ...Jozua 21:9-26 Steden voor de Levieten 2
Het eerste lot viel op de families van de Kehatieten die nakomelingen waren van Aäron. Deze Levieten kregen de volgende, hieronder opgesomde steden van de stammen Juda en Simeon: Kirjat-Arba met de omliggende weidegronden, in het bergland van Juda. (Arba was de vader van Enak; Kirjat-Arba is het huidige Hebron.) De Israëlieten gaven echter de akkers rond deze stad en de omliggende dorpen aan Kaleb, de zoon van Jefunne. De nakomelingen van de priester Aäron kregen behalve Hebron (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers) eveneens Libna, Jattir, Estemoa, Cholon, Debir, Asan, Jutta en Bet-Semes.
Lees meer ...Jozua 21:27-40 Steden voor de Levieten 3
De Israëlieten gaven aan de Levitische families die van Gerson afstamden de volgende steden van de eerste helft van de stam Manasse: Golan in Basan (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers) en Astarot. Twee steden, beide met de omliggende weidegronden. Van de stam Issachar gaven ze Kisjon, Daberat, Jarmut en En-Gannim. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. Verder Misal, Abdon, Chelkat en Rechob van de stam Aser.
Lees meer ...Jozua 21:41-45 Steden voor de Levieten 4
Tot zover de steden die de Levieten op het grondgebied van Israël kregen toegewezen. In totaal achtenveertig steden met de omliggende weidegronden. Bij al deze steden moesten de omliggende weidegronden worden meegerekend; dit gold voor elke stad.
Lees meer ...Jozua 22:1-14 Bouw van een altaar aan de Jordaan 1
Jozua liet de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse bij zich komen. Hij zei tegen hen: ‘U hebt alles gedaan wat Mozes, de dienaar van de HEER, u heeft opgedragen en u bent ook mij in alles gehoorzaam geweest. U hebt uw broeders al die jaren nooit in de steek gelaten, maar de opdracht die de HEER, uw God, u gegeven heeft getrouw uitgevoerd, tot op de dag van vandaag. Nu heeft Hij uw broeders vrede gegeven, zoals Hij hun heeft beloofd. Ga daarom terug naar uw eigen woonplaatsen, ga naar uw eigen gebied dat Mozes, de dienaar van de HEER, u heeft toegewezen ten oosten van de Jordaan. Maar houd u altijd aan de geboden die hij u in zijn onderricht gegeven heeft: heb de HEER, uw God, lief en volg de weg die Hij u wijst, leef Zijn geboden na, wees Hem toegedaan en dien Hem met hart en ziel.’
Lees meer ...Jozua 22:15-25 Bouw van een altaar aan de Jordaan 2
Toen ze in Gilead waren aangekomen, bij de nakomelingen van Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse, zeiden ze tegen hen: ‘Wij spreken namens het volk van de HEER. De volksvergadering wil weten waarom u de God van Israël ontrouw bent geworden door dat altaar te bouwen. Vanwaar deze ontrouw waarmee u zich van de HEER hebt afgekeerd en tegen Hem in opstand bent gekomen? Waren de wandaden bij de Peor nog niet rampzalig genoeg voor ons? Daar hebben we ons tot op de dag van vandaag nog niet van gereinigd, en het volk van de HEER heeft er zwaar onder te lijden gehad. En nu wilt u zich opnieuw van de HEER afkeren? Zodra u tegen Hem in opstand komt, treft Zijn woede onmiddellijk het hele volk.
Lees meer ...Jozua 22:26-34 Bouw van een altaar aan de Jordaan 3
Daarom zeiden we tegen elkaar: “Laten we een eigen altaar bouwen.” Het is geen altaar voor brandoffers en vredeoffers, maar een altaar dat kan getuigen van de afspraak tussen u en ons en onze nakomelingen. Want ook wij willen de HEER dienen bij Zijn tabernakel en Hem daar onze brandoffers en vredeoffers brengen. Dan kunnen uw nakomelingen nooit tegen die van ons zeggen dat ze niet bij de HEER horen. En als ze dat later toch zeggen, dan kunnen die van ons hun antwoorden: “Kijk, hier staat een kopie van het altaar van de HEER dat onze voorouders hebben gebouwd.
Lees meer ...