Page 249 of 323
1 247 248 249 250 251 323

Jozua 3:1-13 Overtocht over de Jordaan 1

De volgende ochtend vroeg trok Jozua met het hele volk weg uit Sittim. Ze kwamen tot aan de Jordaan, waar ze drie dagen bleven voor ze overtrokken. Op de derde dag gingen de schrijvers het kamp door om het volk te zeggen: ‘Wanneer u de Levitische priesters de ark van het verbond met de HEER, uw God, ziet dragen, dan moet u het kamp opbreken en de ark volgen. Maar blijf op grote afstand, ongeveer tweeduizend el, kom niet dichterbij. Dan kunt u zien welke weg u moet volgen, want u bent hier nooit eerder geweest.’ En Jozua zei tegen het volk: ‘Reinig u, want morgen zal de HEER in uw midden wonderen verrichten.’

0Shares
Lees meer ...

Jozua 4:1-12 Overtocht over de Jordaan 3

Nadat het hele volk de Jordaan was overgetrokken, zei de HEER tegen Jozua: ‘Kies nu twaalf mannen, één uit elke stam, en zeg hun dat ze van de plaats waar de priesters in de Jordaan staan twaalf stenen moeten halen. Die moeten ze meenemen en in het kamp leggen waar ze vanaf deze nacht zullen verblijven.’ Jozua liet twaalf mannen aanwijzen, één uit elke stam van Israël, en nadat hij hen bij elkaar geroepen had, zei hij tegen hen: ‘Ga voor de ark van de HEER, uw God, de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. Ze zullen een gedenkteken voor u zijn.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 4:13-24-5:1 Overtocht over de Jordaan 4

Deze voorhoede van het leger, zo’n veertigduizend man, trok nog voor de ark van de HEER uit ten strijde naar de vlakte van Jericho. Op die dag verhoogde de HEER het aanzien van Jozua bij de Israëlieten, zodat ze zijn leven lang ontzag voor hem hadden, zoals ze ook voor Mozes hadden gehad. De HEER zei tegen Jozua: ‘Zeg tegen de priesters die de ark met de tekst van het verbond dragen dat ze uit de Jordaan komen.’ Jozua gaf hun die opdracht, en toen de priesters die de ark van het verbond met de HEER droegen uit de Jordaan kwamen en de oever betraden, hernam het water zijn loop en trad het weer buiten zijn oevers, zoals het eerder had gedaan.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 5:2-12 Besnijdenis en pesach

Na de overtocht zei de HEER tegen Jozua: ‘Maak messen van vuursteen en besnijd de Israëlieten opnieuw.’ Jozua maakte die messen en hij besneed de Israëlieten opnieuw bij de Voorhuidenheuvel. Hij besneed hen omdat alle weerbare mannen die uit Egypte waren weggetrokken, na de uittocht waren gestorven, onderweg in de woestijn. Van het volk dat weggetrokken was waren alle mannen besneden geweest, maar de mannen die na de uittocht waren geboren, toen het volk onderweg was in de woestijn, waren niet besneden.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 5:13-15 Vernietiging van Jericho 1

Toen Jozua eens in de omgeving van Jericho liep, zag hij plotseling een man tegenover zich met een getrokken zwaard in de hand. Jozua ging op hem af en vroeg: ‘Hoor je bij ons of bij de vijand?’ De man antwoordde: ‘Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het leger van de HEER. Daarom ben ik hier.’

0Shares
Lees meer ...

Jozua 6:1-14 Vernietiging van Jericho 2

Jericho was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in of uit. De HEER zei tegen Jozua: ‘Ik lever Jericho met zijn koning en al zijn dappere helden aan je uit. Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns voor de ark van het verbond uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken. De priesters moeten op de ramshoorns blazen, en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’

0Shares
Lees meer ...

Jozua 6:15-25 Vernietiging van Jericho 3

Op de zevende dag stonden ze bij dageraad op en trokken op dezelfde wijze zevenmaal om de stad. Alleen op deze dag trokken ze zevenmaal om de stad, en bij de zevende maal, toen de priesters de ramshoorns lieten klinken, riep Jozua tegen het volk: ‘Schreeuw, want de HEER heeft u Jericho in handen gegeven! Maar op de stad en alles wat erin is rust de ban van de HEER: ze is onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd en moet vernietigd worden. Alleen de hoer Rachab mag in leven blijven, samen met iedereen die bij haar in huis is, want zij heeft onze verkenners een schuilplaats gegeven. Maar denk eraan dat op al het andere een ban rust. Dus vernietig de stad maar maak niets buit, zodat u niet Israëls eigen kamp aan de vernietiging prijsgeeft en Israël in het ongeluk stort.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 7:1-11 Schending van de ban 1

Maar Israël schond de ban. Er was een zekere Achan: hij was een zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, de zoon van Zerach, en hij was afkomstig uit de stam Juda. Deze Achan vergreep zich aan de goederen die onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd waren. Hierop ontstak de HEER in woede tegen het volk van Israël. Jozua stuurde een paar mannen van Jericho naar Ai, dat bij Bet-Awen ligt, ten oosten van Betel. Hij droeg hun op dat gebied te verkennen. De mannen verkenden Ai, en toen ze teruggekomen waren rapporteerden ze aan Jozua: ‘U hoeft niet het hele leger naar Ai te laten uitrukken. Zo’n twee- of drieduizend man is voldoende om de stad te verslaan.

0Shares
Lees meer ...
Page 249 of 323
1 247 248 249 250 251 323