Nadat ze Esjon-Geber verlaten hadden, sloegen ze hun kamp op in de woestijn van Sin, en wel in Kades. Nadat ze Kades verlaten hadden, sloegen ze hun kamp op bij de Hor, een berg aan de grens van Edom. Toen ging de priester Aäron op bevel van de HEER de berg op, en hij stierf daar, op de Hor, in het veertigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, op de eerste dag van de vijfde maand. Aäron was honderddrieëntwintig jaar toen hij op de Hor stierf.
Lees meer ...Numeri 33:50-56 Verdeling van Kanaän 1
In de vlakte van Moab, aan de Jordaan ter hoogte van Jericho, zei de HEER tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie de Jordaan oversteken naar Kanaän, moeten jullie de bewoners van dat land verdrijven. Vernietig al hun stenen met afbeeldingen en al hun gegoten beelden, en verwoest de offerplaatsen.
Lees meer ...Numeri 34:1-15 Verdeling van Kanaän 2
De HEER zei tegen Mozes: ‘Deel de Israëlieten het volgende mee: “Wanneer jullie in Kanaän zijn aangekomen, zullen dit de grenzen zijn van het grondgebied dat jullie toevalt: Jullie zuidgrens loopt vanaf de woestijn van Sin langs het gebied van Edom, en begint dus bij de uiterste zuidoostpunt van de Zoutzee. Hij loopt in een bocht zuidelijk om de Schorpioenenpas heen, gaat dan verder naar Sin, loopt vervolgens rechtstreeks naar een punt ten zuiden van Kades-Barnea, en gaat via Chasar-Addar verder naar Asmon. Bij Asmon buigt de grens af naar de wadi die de grens met Egypte vormt, en van daar loopt hij rechtstreeks naar de zee.
Lees meer ...Numeri 34:16-29 Verdeling van Kanaän 3
De HEER zei tegen Mozes: ‘Degenen die het land onder jullie moeten verdelen, zijn de priester Eleazar en Jozua, de zoon van Nun. Wijs in elke stam iemand aan die de leiding heeft bij de verdeling van het land. Dit zijn hun namen: voor de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne; voor de stam Simeon Semuël, de zoon van Ammihud;
Lees meer ...Numeri 35:1-12 Steden voor de Levieten en vrijplaatsen 1
De HEER zei tegen Mozes, in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho: ‘Geef de Israëlieten opdracht om van het gebied dat ze als eigendom ontvangen een aantal steden af te staan aan de Levieten, zodat die daarin kunnen wonen. Ook de weidegronden rond die steden moeten jullie aan de Levieten geven. Zij kunnen in de steden wonen, de omliggende weidegronden zijn voor hun vee, voor al hun dieren. De weidegronden bij de steden die jullie aan de Levieten afstaan, moeten zich vanaf de stadsmuur naar alle kanten duizend el uitstrekken. Meet vanuit het midden van de stad aan de oostkant tweeduizend el af,
Lees meer ...Numeri 35:13-27 Steden voor de Levieten en vrijplaatsen 2
Van de steden die jullie afstaan, moeten er zes een vrijplaats zijn: drie steden aan de overkant van de Jordaan en drie in Kanaän. Deze zes steden moeten een vrijplaats zijn voor zowel de Israëlieten als de vreemdelingen die bij jullie wonen of tijdelijk bij je verblijven, zodat iedereen die zonder opzet een ander heeft gedood, daarheen kan vluchten. Wie een ander echter met een ijzeren voorwerp zo hard slaat dat deze sterft, is een moordenaar en moet ter dood gebracht worden. Ook wie een ander met een steen waarmee je iemand kunt doden zo hard slaat dat deze sterft, is een moordenaar en moet ter dood gebracht worden. En ook wie een ander met een houten voorwerp waarmee je iemand kunt doden zo hard slaat dat deze sterft, is een moordenaar en moet ter dood gebracht worden.
Lees meer ...Numeri 35:28-34 Steden voor de Levieten en vrijplaatsen 3
De dader is verplicht in de vrijplaats te blijven tot de dood van de hogepriester en mag pas na diens dood naar zijn eigen gebied terugkeren. Dit zijn wettelijke bepalingen die voor jullie en voor alle komende generaties gelden, waar jullie ook wonen. Als iemand een ander gedood heeft, mag hij alleen op grond van getuigenverklaringen ter dood gebracht worden, maar de verklaring van één getuige is niet voldoende om iemand ter dood te veroordelen.
Lees meer ...Numeri 36:1-13 Erfelijk bezit en huwelijk
De familiehoofden van het geslacht dat afstamde van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse, een van de geslachten die van Jozef afstamden, kwamen naar Mozes en legden hem en de leiders en familiehoofden van de Israëlieten het volgende voor: ‘De HEER heeft u geboden, heer, om het land door middel van loting onder de Israëlieten te verdelen en om dat wat onze stamgenoot Selofchad toekwam, aan zijn dochters te geven. Maar stel nu dat zij trouwen met een Israëliet uit een andere stam, dan zou hun eigendom onttrokken worden aan het bezit van onze voorouders en toegevoegd worden aan het bezit van de stam waartoe zij dan zouden behoren; het zou worden afgenomen van dat wat ons door loting toegewezen is.
Lees meer ...Deuteronomium 1:1-15 Terugblik op Israëls geschiedenis 1
Dit is de toespraak die Mozes tot heel Israël heeft gehouden in de dorre vlakte aan de overkant van de Jordaan, ter hoogte van Suf, tussen Paran aan de ene kant en Tofel, Laban, Chaserot en Di-Zahab aan de andere. (Het is elf dagreizen van de Horeb naar Kades-Barnea, als men de route door het Seïrgebergte volgt.) Veertig jaar na het vertrek uit Egypte, op de eerste dag van de elfde maand, sprak Mozes het volk van Israël toe zoals de HEER hem had opgedragen. Dat gebeurde nadat hij Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde, had verslagen, alsook koning Og van Basan, die zetelde in Astarot en Edreï. Aan de overkant van de Jordaan, in Moab, begon Mozes het volk te onderrichten, duidelijk en uitvoerig:
Lees meer ...Deuteronomium 1:16-29 Terugblik op Israëls geschiedenis 2
De rechters gaf ik toen deze instructie: ‘Hoor beide partijen en doe rechtvaardig uitspraak, zowel tussen twee volksgenoten als wanneer er een vreemdeling bij betrokken is. Oordeel zonder aanzien des persoons, hoor de arme evengoed als de rijke. Laat u door niemand bang maken, want u spreekt recht namens God. Wanneer iets u te moeilijk is, leg het dan aan mij voor en ik zal me erover buigen.’ En zo heb ik u destijds vele aanwijzingen gegeven. Vanaf de Horeb zijn we dwars door die grote, verschrikkelijke woestijn getrokken, die u nog lang zal heugen, naar het bergland van de Amorieten, zoals de HEER, onze God, ons had opgedragen. Ten slotte kwamen we bij Kades-Barnea. Toen zei ik tegen u: ‘U bent nu het bergland van de Amorieten genaderd, dat de HEER, onze God, ons zal geven.
Lees meer ...