Balak, de zoon van Sippor, die in die tijd koning van Moab was, hoorde wat Israël de Amorieten had aangedaan. De Moabieten waren buitengewoon bang voor het volk van Israël, omdat het zo talrijk was. Ze raakten in paniek en zeiden tegen de oudsten van Midjan: ‘Die horde vreet hier de hele streek nog kaal, als een rund dat een veld afgraast.’ Balak stuurde gezanten naar Bileam, de zoon van Beor, die zich in Petor aan de Eufraat bevond, in zijn geboortestreek. Ze moesten hem ontbieden met deze woorden: ‘Er is een volk uit Egypte gekomen, dat overal in mijn land is neergestreken. Ze zijn hier vlakbij gelegerd. Dat volk is te sterk voor mij.
Lees meer ...Numeri 22:15-30 Bileam en Balak 2
Opnieuw stuurde Balak gezanten, meer dan de eerste keer en met groter aanzien. Bij Bileam gekomen zeiden ze: ‘Dit zegt Balak, de zoon van Sippor: “Laat niets u ervan weerhouden naar mij toe te komen. Ik zal u rijk belonen en ik zal alles doen wat u zegt. Kom toch en spreek een vloek over dat volk uit.”’ Bileam antwoordde Balaks dienaren: ‘Ook al gaf Balak me al het zilver en goud uit zijn paleis, dan nog zou ik niets maar dan ook niets kunnen doen dat ingaat tegen het bevel van de HEER, mijn God. Maar blijft ook u een nacht hier, dan kan ik horen wat de HEER mij ditmaal zal zeggen.’ ’s Nachts verscheen God aan Bileam en zei: ‘Als die mannen gekomen zijn om je te ontbieden, ga dan maar met hen mee. Maar je mag alleen doen wat Ik je opdraag.’
Lees meer ...Numeri 22:31-41 Bileam en Balak 3
Toen opende de HEER Bileam de ogen, zodat hij de engel van de HEER op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in de hand. Hij knielde en boog diep voorover. De engel van de HEER vroeg hem: ‘Waarom heb je je ezelin nu al drie keer geslagen? Ik ben hier gekomen om je tegen te houden, want deze reis is tegen Mijn wil ondernomen, deze weg voert naar de afgrond. Driemaal zag je ezelin Mij, en driemaal is ze voor me opzij gegaan. Had ze dat niet gedaan, dan had Ik jou gedood maar haar in leven gelaten.’
Lees meer ...Numeri 23:1-15 Bileam en Balak 4
Bileam droeg Balak op om daar zeven altaren te bouwen, en zeven stieren en zeven rammen gereed te maken voor een offer. Balak deed wat Bileam had gezegd. Samen met Bileam offerde hij op elk altaar een stier en een ram. Daarna zei Bileam tegen Balak: ‘Blijft u hier bij uw brandoffers wachten, terwijl ik wat verderop ga. Misschien dat de HEER naar mij toe wil komen. Alles wat Hij me laat zien zal ik u meedelen.’ Hij ging een kale heuvel op, waar God bij hem kwam. ‘Ik heb zeven altaren laten oprichten,’ zei Bileam, ‘en op elk altaar heb ik een stier en een ram laten offeren.’ De HEER droeg Bileam op naar Balak terug te gaan en legde hem in de mond wat hij moest zeggen.
Lees meer ...Numeri 23:16-30 Bileam en Balak 5
De HEER kwam bij Bileam, Hij droeg hem op naar Balak terug te gaan en legde hem in de mond wat hij moest zeggen. Toen Bileam terugkwam, stond Balak nog bij zijn brandoffers, samen met de Moabitische leiders. ‘Wat heeft de HEER gezegd?’ vroeg Balak. Daarop hief Bileam deze orakelspreuk aan: ‘Let goed op, Balak, en luister, zoon van Sippor, leen mij uw oor. God is geen mens, dat Hij Zijn woord zou breken of terug zou komen op Zijn besluit. Zou Hij beloven en niet vervullen, Zijn woord geven en het niet gestand doen? Hij droeg mij op te zegenen. Hij heeft gezegend – kan ik dat keren?
Lees meer ...Numeri 24:1-14 Bileam en Balak 6
Bileam begreep dat het in de ogen van de HEER goed was als hij Israël zou zegenen. Daarom ging hij niet, zoals de keren daarvoor, op zoek naar voortekens, maar keerde hij zijn gezicht naar de woestijn. Toen hij zijn blik liet rondgaan en Israël daar gelegerd zag, stam bij stam, werd hij door de geest van God gegrepen en hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen,
Lees meer ...Numeri 24:15-25 Bileam en Balak 7
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël. Hij verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer.
Lees meer ...Numeri 25:1-8 Israël vereert de Baäl van de Peor 1
Toen de Israëlieten in Sittim verbleven, begonnen ze zich in te laten met Moabitische vrouwen. Deze vrouwen nodigden hen uit voor de offerplechtigheden ter ere van hun goden, en het volk at van de offers en boog zich voor die goden neer. Zo gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor. Daarom ontstak de HEER in woede tegen Israël.
Lees meer ...Numeri 25:9-18 Israël vereert de Baäl van de Peor 2
Aan vierentwintigduizend mensen had de plaag het leven gekost. De HEER zei tegen Mozes: ‘Dankzij Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heb Ik Mijn woede tegen de Israëlieten laten varen. Omdat hij bij de Israëlieten voor Mij is opgekomen, heb Ik hen niet allemaal in Mijn afgunst om het leven gebracht. Maak daarom bekend dat Ik een vriendschapsverbond met hem sluit:
Lees meer ...Numeri 25:19-26:1-14 De Israëlieten opnieuw geteld 1
Na de plaag zei de HEER tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: ‘Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen per familie.’ Mozes en de priester Eleazar riepen alle mannen van twintig jaar en ouder bijeen, in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho, zoals de HEER Mozes had opgedragen. Dit waren de nakomelingen van de Israëlieten die weggetrokken waren uit Egypte: De stam Ruben, Israëls eerstgeborene.
Lees meer ...