Page 233 of 323
1 231 232 233 234 235 323

Numeri 11:1-15 Het volk klaagt 1

Het volk begon de HEER zijn nood te klagen. Toen de HEER dat hoorde ontstak Hij in woede, en het vuur van de HEER laaide op en greep om zich heen aan de rand van het kamp. Het volk riep Mozes luid om hulp en Mozes bad tot de HEER. Toen doofde het vuur. Ze noemden die plaats Tabera, omdat daar het vuur van de HEER bij hen was opgelaaid. Het samenraapsel van vreemdelingen dat met hen meetrok, was onverzadigbaar, en ook de Israëlieten begonnen weer te klagen. ‘Hadden we maar vlees te eten!’ zeiden ze. ‘We verlangen terug naar de vis die we in Egypte volop te eten hadden, naar de komkommers en watermeloenen, de prei, uien en knoflook.

0Shares
Lees meer ...

Numeri 11:16-25 Het volk klaagt 2

De HEER antwoordde Mozes: ‘Breng zeventig van de oudsten van Israël bijeen van wie je weet dat ze hun taak als opzichter van het volk goed vervullen, en laat hen naar de ontmoetingstent komen om zich daar bij je te voegen. Ik zal neerdalen om daar met jou te spreken, en een deel van de geest die op jou rust zal Ik op hen overdragen. Dan kunnen zij samen met jou de last van het volk dragen en hoef je dat niet langer alleen te doen. En tegen het volk moet je zeggen: “Zorg ervoor dat u morgen rein bent, dan krijgt u vlees te eten. U hebt immers bij de HEER geklaagd dat u geen vlees hebt en dat u het in Egypte zo goed had?

0Shares
Lees meer ...

Numeri 11:26-35 Het volk klaagt 3

Twee mannen, van wie de een Eldad heette en de ander Medad, waren in het kamp gebleven; ze stonden wel op de lijst van zeventig maar waren niet naar de tent gegaan. Zodra de geest op hen rustte begonnen ook zij te profeteren, in het kamp. Een jongeman rende naar Mozes toe en zei: ‘Eldad en Medad zijn in het kamp aan het profeteren!’ ‘Zeg dat ze daarmee ophouden, heer!’ zei Jozua, de zoon van Nun, die van jongs af aan Mozes’ rechterhand was geweest. Maar Mozes zei: ‘Denk je soms dat jij voor mijn belangen moet opkomen?

0Shares
Lees meer ...

Numeri 12:1-16 Mozes’ gezag betwist

Mirjam en Aäron maakten aanmerkingen op Mozes vanwege zijn huwelijk met een Nubische vrouw: ‘Hij is met een Nubische getrouwd!’ Ook zeiden ze: ‘Heeft de HEER soms uitsluitend bij monde van Mozes gesproken en niet ook bij monde van ons?’ De HEER hoorde dit. Nu was Mozes een zeer bescheiden man – niemand op de hele wereld was zo bescheiden als hij. Onmiddellijk gebood de HEER Mozes, Aäron en Mirjam: ‘Ga alle drie naar de ontmoetingstent.’ Dat deden ze. Toen daalde de HEER af in de wolkkolom, ging bij de ingang van de tent staan en riep Aäron en Mirjam. Nadat zij beiden naar voren waren gekomen, zei Hij: ‘Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de HEER is, maak Ik Mij in visioenen aan hem bekend en spreek Ik met hem in dromen.

0Shares
Lees meer ...

Numeri 13:1-24 Verkenning van Kanaän 1

De HEER zei tegen Mozes: ‘Stuur er een aantal mannen op uit om Kanaän, het land dat Ik de Israëlieten geven zal, te verkennen. Kies daartoe uit elke stam één man, een familiehoofd.’ Mozes deed wat de HEER gebood en stuurde er vanuit de woestijn van Paran mannen op uit, die allen tot de leiders van de Israëlieten behoorden. Dit zijn hun namen: uit de stam Ruben Sammua, de zoon van Zakkur; uit de stam Simeon Safat, de zoon van Chori; uit de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne; uit de stam Issachar Jigal, de zoon van Josef; uit de stam Efraïm Hosea, de zoon van Nun; uit de stam Benjamin Palti, de zoon van Rafu; uit de stam Zebulon Gaddiël, de zoon van Sodi; van de afstammelingen van Jozef uit de stam Manasse Gaddi,

0Shares
Lees meer ...

Numeri 13:25-33 Verkenning van Kanaän 2

Nadat ze het land veertig dagen lang verkend hadden, keerden ze terug naar Kades in de woestijn van Paran, naar Mozes, Aäron en de andere Israëlieten. Ze brachten aan het hele volk verslag uit en lieten de vruchten uit het land zien. ‘Wij zijn in het land geweest waar u ons naartoe hebt gestuurd,’ vertelden ze aan Mozes. ‘Werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en deze vruchten groeien er. Maar daar staat tegenover dat de bevolking van dat land sterk is.

0Shares
Lees meer ...

Numeri 14:1-14 Verkenning van Kanaän 3

Hierop barstte het hele volk in tranen uit, heel de nacht door klonk hun gejammer. Ze begonnen zich allemaal te beklagen. ‘Waren we maar in Egypte gestorven,’ zeiden ze tegen Mozes en Aäron, ‘of hier in de woestijn. Waarom brengt de HEER ons naar dat land? Om door het zwaard geveld te worden, en om onze vrouwen en kinderen te laten buitmaken? We kunnen beter teruggaan naar Egypte.’ En tegen elkaar zeiden ze: ‘Laten we een leider kiezen en teruggaan naar Egypte.’ Toen wierpen Mozes en Aäron zich ter aarde, ten overstaan van de voltallige gemeenschap van Israël. Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van degenen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren en zeiden tegen de Israëlieten:

0Shares
Lees meer ...

Numeri 14:15-30 Verkenning van Kanaän 4

Als U nu iedereen van dit volk doodt, zullen alle volken die over Uw daden hebben gehoord, zeggen: “De HEER was zeker niet in staat om dat volk naar het land te brengen dat Hij hun onder ede beloofd had. Daarom heeft Hij hen in de woestijn afgeslacht.” Laat daarom zien hoe groot Uw verdraagzaamheid is, Heer. U hebt immers zelf gezegd: “De HEER is geduldig en trouw, schuld en misdaad vergeeft Hij, al laat Hij niet alles ongestraft en al laat Hij voor de schuld van de ouders de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.” Ik smeek U, toon Uw grote trouw en vergeef dit volk zijn schuld, zoals U het steeds vergiffenis hebt geschonken, van Egypte af tot hier toe.’

0Shares
Lees meer ...

Numeri 14:31-45 Verkenning van Kanaän 5

Jullie kinderen, die volgens jullie zouden worden buitgemaakt, zal Ik er wel brengen. Zij zullen het land dat jullie versmaad hebben, leren kennen. Veertig dagen hebben jullie het land verkend, veertig jaar zul je voor je schuld boete doen, één jaar voor elke dag. Dan zul je ondervinden wat het betekent als Ik Mijn handen van je aftrek.” Ik, de HEER, zweer dat Ik zo zal handelen met heel dit verdorven volk, dat tegen Mij heeft samengespannen. Hier in de woestijn zal hun leven een einde nemen, hier zullen ze sterven.’ De mannen die Mozes erop uitgestuurd had om het land te verkennen en die na hun terugkeer het volk tot geklaag hadden aangezet door allerlei ongunstigs over dat land te vertellen,

0Shares
Lees meer ...

Numeri 15:1-16 Regels en voorschriften 1

De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat Ik je zal geven om er te wonen, en jullie brengen de HEER een brandoffer of een vredeoffer van je runderen of van je schapen en geiten, om Hem met die geurige gave te behagen – of je nu een offer brengt ter nakoming van een gelofte of als vrijwillige gave of omdat het een feestdag is -, dan moet degene die de HEER een brandoffer of een vredeoffer brengt daar andere offers aan toevoegen. Bied bij elk schaap een graanoffer aan van een tiende efa tarwebloem vermengd met een kwart hin olijfolie, en een wijnoffer van een kwart hin wijn.

0Shares
Lees meer ...
Page 233 of 323
1 231 232 233 234 235 323