Dan, hij handhaaft het recht van zijn stam als elk van de stammen van Israël. Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad; hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. Op Uw hulp hoop ik, HEER! Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij achtervolgt zijn belagers. Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij voort. Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt. Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur. De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige,
Lees meer ...Genesis 50:1-14 Jakobs levenseinde 6
Jozef boog zich over zijn vader heen en kuste huilend zijn gezicht. Hij droeg de artsen die hij in dienst had op om zijn vader te balsemen, en zij deden wat hij hun opdroeg. Het balsemen van Israël duurde veertig dagen (zo lang duurt een balseming), en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen. Toen de rouwperiode voorbij was, zei Jozef tegen de hovelingen van de farao: ‘Als u mij een dienst wilt bewijzen, legt u dan het volgende aan de farao voor: Mijn vader heeft mij kort voordat hij stierf laten zweren dat ik hem in het graf zou leggen dat hij in Kanaän heeft laten uithouwen. Ik zou graag toestemming krijgen om mijn vader daar te gaan begraven. Daarna zal ik terugkomen.’
Lees meer ...Genesis 50:15-21 Jakobs levenseinde 7
Nu hun vader er niet meer was, zeiden Jozefs broers tegen elkaar: ‘Als Jozef zich nu maar niet tegen ons keert en zich wreekt voor alle ellende die wij hem hebben aangedaan.’ Daarom lieten ze hem de volgende boodschap brengen: ‘Voordat hij stierf heeft je vader ons opgedragen je dit verzoek over te brengen: “Vergeef je broers hun schandelijke misdaad, Jozef.
Lees meer ...Genesis 50:22-26 Jozefs dood
Jozef bleef in Egypte wonen, met zijn hele familie. Hij werd honderdtien jaar. Hij zag Efraïms kleinkinderen nog, en ook de geboorte van de kinderen van Machir, de zoon van Manasse, maakte hij nog mee.
Lees meer ...Exodus 1:1-14 Israël in Egypte onderdrukt 1
Dit zijn de namen van de zonen van Israël die samen met hem, Jakob, naar Egypte waren gekomen, ieder met zijn gezin: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon, Benjamin, Dan, Naftali, Gad en Aser. Jozef was al langer in Egypte. In totaal waren daar toen zeventig personen die rechtstreeks van Jakob afstamden. Jozef en zijn broers en al hun generatiegenoten stierven, maar hun nakomelingen kregen veel kinderen en zo breidden de Israëlieten zich steeds meer uit.
Lees meer ...Exodus 1:15-22 Israël in Egypte onderdrukt 2
Bovendien gelastte de koning de Hebreeuwse vroedvrouwen, Sifra en Pua geheten, het volgende: ‘Als u de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, let dan goed op het geslacht van het kind. Als het een jongen is, moet u hem doden; is het een meisje, dan mag ze blijven leven.’ Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen:
Lees meer ...Exodus 2:1-10 De geboorte van Mozes; zijn vlucht naar Midjan 1
Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam. Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Het was een mooi kind en ze hield het verborgen, drie maanden lang. Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. De zuster van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren.
Lees meer ...Exodus 2:11-22 De geboorte van Mozes; zijn vlucht naar Midjan 2
Toen Mozes volwassen geworden was, zocht hij op een dag de mensen van zijn volk op. Hij zag welke zware dwangarbeid ze verrichtten en was er getuige van dat een Hebreeër, een volksgenoot van hem, door een Egyptenaar werd geslagen. Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar dood; hij verborg hem onder het zand. De dag daarop zag hij hoe twee Hebreeuwse mannen met elkaar op de vuist gingen. ‘Waarom sla je iemand van je eigen volk?’ vroeg hij aan de man die begonnen was. Maar die antwoordde: ‘Wie heeft jou als leider en rechter over ons aangesteld?
Lees meer ...Exodus 2:23-25 Mozes geroepen 1
Jaren gingen voorbij, en de koning van Egypte stierf. Maar de Israëlieten gingen nog altijd onder dwangarbeid gebukt.
Lees meer ...Exodus 3:1-12 Mozes geroepen 2
Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep Hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes.
Lees meer ...