Israëls zonen deden wat hun gezegd werd. Jozef gaf hun in opdracht van de farao wagens, en ook proviand voor onderweg. Bovendien gaf hij ieder van hen nieuwe kleren; aan Benjamin gaf hij zelfs vijf stel nieuwe kleren en ook nog driehonderd sjekel zilver. Ook voor zijn vader gaf hij iets mee: tien ezels beladen met de fijnste Egyptische producten,
Lees meer ...Genesis 46:1-15 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 1
Israël ging op weg; al zijn bezittingen nam hij mee. In Berseba gekomen, bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak. ’s Nachts richtte God zich in een visioen tot Israël. ‘Jakob! Jakob!’ riep Hij, en Jakob antwoordde: ‘Ik luister.’ God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want Ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ikzelf zal met je meereizen naar Egypte, en Ik zal je daar ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.’
Lees meer ...Genesis 46:16-30 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 2
Zonen van Gad: Sifjon, Chaggi, Suni, Esbon, Eri, Arodi en Areli. Zonen van Aser: Jimna, Jiswa, Jiswi en Beria; hun zuster was Serach. Zonen van Beria: Cheber en Malkiël. Dit waren de zonen van Jakob die Zilpa hem gebaard had, de slavin die door Laban aan zijn dochter Lea was gegeven, en hun nakomelingen. Zestien personen. Zonen van Jakobs vrouw Rachel: Jozef en Benjamin. Jozef kreeg in Egypte kinderen bij Asnat, namelijk Manasse en Efraïm. Asnat was een dochter van Potifera, die priester was in Heliopolis. Zonen van Benjamin: Bela, Becher, Asbel, Gera, Naäman, Echi, Ros, Muppim, Chuppim en Ard.
Lees meer ...Genesis 46:31-34 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 3
Jozef zei tegen zijn broers en zijn verdere familieleden: ‘Ik ga nu de farao op de hoogte brengen. Ik zal tegen hem zeggen: “Mijn broers en mijn andere familieleden zijn uit Kanaän naar mij toe gekomen.
Lees meer ...Genesis 47:1-14 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 4
Daarop ging Jozef naar de farao en deelde hem mee dat zijn vader en broers uit Kanaän waren gekomen, met hun schapen, geiten en runderen en met alles wat ze verder bezaten, en dat ze nu in Gosen waren. Vijf van zijn broers had hij meegenomen en hij stelde hen aan de farao voor. ‘Wat is uw beroep?’ vroeg de farao, en zij antwoordden: ‘Wij zijn schaapherders, net als onze voorouders.’ En ze vervolgden: ‘Uw dienaren zijn hierheen gekomen om een tijdlang in dit land te wonen, want er is in Kanaän geen weidegrond meer voor onze schapen en geiten; zo erg is de hongersnood daar. Geef uw dienaren daarom toestemming om in Gosen te gaan wonen.’
Lees meer ...Genesis 47:15-27 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 5
Toen het geld in Egypte en Kanaän op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee. Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan.
Lees meer ...Genesis 47:28-31 Jakobs levenseinde 1
Jakob woonde zeventien jaar in Egypte; hij werd honderdzevenenveertig jaar. Toen hij voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Jozef bij zich komen.
Lees meer ...Genesis 48:1-12 Jakobs levenseinde 2
Niet lang daarna ontving Jozef het bericht dat zijn vader ziek was. Samen met zijn twee zonen, Manasse en Efraïm, ging hij naar hem toe. Toen men Jakob vertelde dat zijn zoon Jozef er was, verzamelde hij al zijn krachten en ging op de rand van het bed zitten. Hij zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in Kanaän, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal Ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.”
Lees meer ...Genesis 48:13-22 Jakobs levenseinde 3
Daarna bracht hij hen beiden weer dicht bij zijn vader. Aan zijn rechterhand had hij Efraïm, die hij links van Israël plaatste, en aan zijn linkerhand had hij Manasse, die hij rechts van hem plaatste. Maar Israël kruiste zijn handen: zijn rechterhand legde hij op het hoofd van Efraïm, hoewel die de jongste was, en zijn linkerhand legde hij op het hoofd van Manasse, hoewel die de oudste was. Hij zegende Jozef met deze woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest, de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, Hij geve deze jongens Zijn zegen.
Lees meer ...Genesis 49:1-15 Jakobs levenseinde 4
Daarop liet Jakob al zijn zonen bij zich roepen en zei: ‘Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de toekomst zal vergaan. Kom hier en luister, zonen van Jakob, luister naar Israël, je vader. Ruben, mijn oudste zoon ben jij, de eerste vrucht van mijn manlijke kracht, in fierheid en macht de voornaamste. Onstuimig ben jij als het water – nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij hebt je vaders bed beslapen, je vaders legerstee ontwijd. Hij heeft mijn bed beslapen! Simeon en Levi zijn altijd samen, zij beramen niets dan geweld. Ik wil niet deelnemen aan hun beraad, op hun bijeenkomsten wil ik niet zijn.
Lees meer ...