Page 206 of 323
1 204 205 206 207 208 323

Genesis 32:2-16 Jakob oog in oog met Esau 1

Jakob trok verder. Plotseling verschenen er engelen van God op zijn weg. ‘Een leger van God!’ riep Jakob uit toen hij hen zag, en hij noemde die plaats Machanaïm. Jakob stuurde boden vooruit naar zijn broer Esau in Seïr, het gebied van Edom, en droeg hun het volgende op: ‘Jullie moeten tegen mijn heer, tegen Esau, zeggen: “Uw dienaar Jakob laat u weten dat hij een tijdlang bij Laban heeft gewoond en pas nu bij hem is weggegaan. Hij heeft daar runderen, ezels en schapen en geiten in bezit gekregen, en ook slaven en slavinnen. Deze boodschap laat hij aan u, zijn heer, overbrengen in de hoop dat u hem goedgezind zult zijn.”’ Toen de boden bij Jakob terugkwamen, meldden ze hem:

0Shares
Lees meer ...

Genesis 32:17-22 Jakob oog in oog met Esau 2

Elk van die kudden stelde hij onder het toezicht van een knecht, en hij gaf de knechten opdracht om voor hem uit te trekken en tussen de verschillende kudden een ruime afstand te laten. Tegen de eerste knecht zei hij: ‘Als je mijn broer Esau tegenkomt en hij vraagt je bij wie je hoort en waar je heen gaat, en van wie de dieren zijn die je voor je uit drijft, dan moet je zeggen:

0Shares
Lees meer ...

Genesis 32:23-33 Jakob oog in oog met Esau 3

Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 33:1-11 Jakob oog in oog met Esau 4

Plotseling zag Jakob Esau op zich afkomen, met vierhonderd man. Toen verdeelde hij de kinderen over Lea, Rachel en zijn twee bijvrouwen. De bijvrouwen en hun kinderen liet hij voorop gaan, Lea en haar kinderen daarachter, en Rachel en Jozef helemaal achteraan. Zelf liep hij voor iedereen uit, en terwijl hij zijn broer naderde boog hij zevenmaal diep voorover. Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem. Beiden lieten hun tranen de vrije loop. Toen Esau opkeek en de vrouwen en kinderen zag, vroeg hij:

0Shares
Lees meer ...

Genesis 34:1-12 Dina en Sichem 2

Op een dag ging Dina, de dochter van Lea en Jakob, eens kijken bij de meisjes van dat land. Zij werd opgemerkt door Sichem, een van de zonen van de Chiwwiet Chamor, die over dat gebied heerste. Hij overweldigde en verkrachtte haar. Maar omdat hij zich onweerstaanbaar tot Dina aangetrokken voelde en verliefd op haar was, deed hij zijn best om het meisje voor zich te winnen. ‘Zorg ervoor dat dat kind mijn vrouw wordt,’ zei hij tegen zijn vader Chamor.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 34:13-24 Dina en Sichem 3

Jakobs zonen gaven Sichem en zijn vader een listig antwoord; dat deden ze omdat Sichem hun zuster Dina had onteerd. ‘Dat kunnen we niet doen,’ zeiden ze, ‘onze zuster aan iemand geven die niet besneden is, dat zou voor ons een schande zijn. Wij kunnen uw verzoek alleen inwilligen op voorwaarde dat u net zo wordt als wij, dat iedereen van het mannelijk geslacht bij u wordt besneden. Dan geven wij onze dochters aan u en trouwen wij met uw dochters, en dan blijven we bij u wonen en kunnen wij één volk worden. Maar als u geen gehoor geeft aan deze eis, als u zich niet laat besnijden, halen we onze zuster terug en vertrekken.’

0Shares
Lees meer ...

Genesis 34:25-31 Dina en Sichem 4

Drie dagen later, toen de mannen van Sichem koortsig waren, pakten twee van Jakobs zonen, Simeon en Levi, die volle broers van Dina waren, hun zwaard en overvielen de stad, waar niemand op onraad bedacht was. Ze doodden alle mannen. Ook Chamor en zijn zoon Sichem brachten ze om het leven. Ze haalden Dina uit Sichems huis en vertrokken.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 35:1-15 Jakob opnieuw in Betel 1

God zei tegen Jakob: ‘Ga naar Betel. Blijf daar en bouw er een altaar voor de God die daar aan jou verschenen is toen je op de vlucht was voor je broer Esau.’ Toen zei Jakob tegen zijn familieleden en tegen alle anderen die bij hem waren: ‘Doe de vreemde goden die jullie hebben weg, reinig je en trek schone kleren aan. Laten we naar Betel gaan: daar wil ik een altaar bouwen voor de God die naar mij heeft omgezien toen ik diep in de ellende zat en die mij op mijn hele reis ter zijde heeft gestaan.’ Ze gaven Jakob alle afgodsbeelden die ze in hun bezit hadden, en ook hun oorringen, en Jakob begroef alles onder de terebint bij Sichem. Daarna braken ze op.

0Shares
Lees meer ...
Page 206 of 323
1 204 205 206 207 208 323