Page 121 of 323
1 119 120 121 122 123 323

Jona 1:1-9 1

Eens richtte de HEER zich tot Jona, de zoon van Amittai: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.’ En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER.

0Shares
Lees meer ...

Jona 1:10-16 2

De mannen werden doodsbang, en toen ze van hem hoorden dat hij was weggevlucht van de HEER, zeiden ze tegen hem: ‘Hoe heb je dat kunnen doen?’ En ze vroegen hem: ‘Wat moeten we met je doen, dat de zee ons met rust laat?’ Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. Hij antwoordde: ‘Gooi me in zee, dan zal de zee jullie met rust laten.

0Shares
Lees meer ...

Jona 2:1-11

De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden: ‘In mijn nood roep ik de HEER aan en Hij antwoordt mij. Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp – U hoort mijn stem! U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee. Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan Uw golven over mij heen.

0Shares
Lees meer ...

Jona 3:1-10

Opnieuw richtte de HEER zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die Ik je zeg.’ En Jona maakte zich gereed en ging naar Nineve, zoals de HEER hem opgedragen had. Nineve was een reusachtige stad, ter grootte van drie dagreizen. Jona trok de stad in, één dagreis ver, en riep: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’ De inwoners van Nineve geloofden God:

0Shares
Lees meer ...

Jona 4:1-11

Dit wekte grote ergernis bij Jona en hij werd kwaad. Hij bad tot de HEER: ‘Ach HEER, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ Maar de HEER zei: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’ Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren.

0Shares
Lees meer ...

Micha 1:1-16

Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Micha uit Moreset, toen Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden; het visioen dat hij zag over Samaria en Jeruzalem. Het oordeel van de HEER. Luister, volken, allemaal, hoor, aarde en wie haar bewonen, hoe God, de HEER, tegen jullie getuigen zal vanuit Zijn heilige tempel. Zie hoe de HEER Zijn verblijf verlaat, afdaalt, en over de hoogten van de aarde schrijdt. Onder Hem smelten de bergen en splijten de dalen als was dat smelt voor vuur, als water dat van een helling stort. Dit alles gebeurt om Jakobs misdaad, om de zonden van het volk van Israël. Wat is de misdaad van Jakob? Samaria! Wat zijn de offerhoogten van Juda? Jeruzalem!

0Shares
Lees meer ...

Micha 2:1-13

Wee hun die kwaad in de zin hebben en op hun bed boze plannen smeden. Al in het ochtendgloren brengen ze die ten uitvoer, dat ligt in hun macht. Willen ze een veld? Ze roven het! Willen ze een huis? Ze nemen het! Ze maken zich meester van huizen en hun bezitters, van mensen en hun eigendom. Daarom – dit zegt de HEER: Over dit volk zal Ik onheil brengen, een onheil dat jullie niet kunnen afschudden en waaronder jullie gebukt zullen gaan. Er wacht jullie een tijd van verschrikking! Dan zal dit over jullie worden gezegd, dan zal deze weeklacht klinken: ‘Het is voorbij!’ zal men zeggen. ‘We zijn reddeloos verloren. Ons erfdeel wordt verkwanseld, het wordt ons ontnomen, ons land onder afvalligen verdeeld.’

0Shares
Lees meer ...

Micha 3:1-12

En Ik zei: Hoor toch, leiders van Jakob, hoor, heersers van het volk van Israël! Jullie moeten het recht toch kennen? Maar jullie haten het goede en houden van het kwaad. Jullie stropen Mijn volk de huid af en rukken het vlees van hun botten. Zij eten hun vlees, ze stropen hun huid af en breken hun botten. Als vlees om te koken, als vlees voor de pot hakken ze Mijn volk in stukken. Als ze dan tot de HEER om hulp roepen, zal Hij hun niet antwoorden. Hij zal Zijn gelaat voor hen verbergen vanwege het kwaad dat ze begaan.

0Shares
Lees meer ...

Micha 4:1-8 Het koningschap van de HEER 1

Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: ‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen Zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt Zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. Hij zal rechtspreken tussen machtige volken, over grote en verre naties een oordeel vellen.

0Shares
Lees meer ...

Micha 4:9-14 Het koningschap van de HEER 2

Waarom schreeuw je nu? Heb je dan geen koning meer, of is je raadgever verdwenen, dat je ineenkrimpt van pijn, als in barensnood? Krimp ineen en schreeuw het uit, vrouwe Sion, krimp ineen als een vrouw die baren moet. Je zult de stad moeten verlaten en gaan leven op het veld. Je zult naar Babel gaan, en daar zul je worden bevrijd,

0Shares
Lees meer ...
Page 121 of 323
1 119 120 121 122 123 323