Op die dag hoef je je niet meer te schamen voor alle daden waarmee je tegen Mij in opstand kwam. Wie van overmoed vrolijk is laat Ik uit je midden verdwijnen, op Mijn heilige berg zul je niet meer hoogmoedig zijn. Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten dat in de naam van de HEER een toevlucht vindt. Wie er van Israël overblijven, zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken, uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, en niemand die ze stoort.
Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem! De HEER heeft het vonnis over jou tenietgedaan en je vijand verdreven. De HEER, de Koning van Israël, is in je midden, je hebt geen kwaad meer te vrezen. Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen:
‘Wees niet bang, Sion! Laat de moed niet zinken!’ De HEER, je God, zal in je midden zijn, Hij is de Held die je bevrijdt. Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in Zijn liefde zal Hij zwijgen, in Zijn vreugde zal Hij over je jubelen. Alle treurenden zal Ik bijeenbrengen, verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken. Hun vernedering drukte zwaar op de stad. In die tijd zal Ik afrekenen met je verdrukkers, de kreupelen zal Ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen. En hen die in de hele wereld werden veracht zal Ik met eer en roem overladen. In die tijd breng Ik jullie terug. Ik zal jullie verzamelen, je zult met eer en roem overladen worden door alle volken op aarde. Met eigen ogen zullen jullie zien hoe Ik je lot ten goede keer – zegt de HEER.